Officiële naam:
Synoniemen:
Trypoxylon figulus [1]
zie meer op: www.gbif.org
INHOUD
1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning
1. VERSPREIDING
Trypoxylon figulus is een vrij algemene wesp [2] die verspreid door heel Nederland [3].
Tuinsoort
De soort is een in grote aantallen jaarlijks terugkerende gast in onze tuin.
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De soort is actief van half april tot half oktober [3].
Meer generaties per jaar zijn mogelijk [5].
2.2. ONTWIKKELING
Nest
De vrouwtjes van deze hypergeïsche soort knagen hun nestgangen in het merg van natuurlijke buisvormen zoals plantenstengels [14], maar ook in verlaten vraatgangen van insecten [16], holtes in metselwerk [12] en rieten daken [5].
De nesten bestaan uit sequentiële rijen broedcellen in gangen die 20 cm diep kunnen zijn. De broedcellen voor mannetjes zijn kleiner in lengte en diameter dan die voor de vrouwtjes [4,13]. Het nest medium kan daardoor bepalend zijn voor de verhouding van mannetjes tot vrouwtjes [13] die uiteindelijk uit het nest uitsluipen.
Tussen de broedcellen wordt met modder een dunne scheidingswand gemaakt van 0,2mm [4,5,13] waarbij de wanden richting de ingang van het nest dikker worden [5,13].
In een nest is vaak een vestibulaire cel aanwezig [4,13], al dan niet met enkele prooidieren [13], welke kort kan zijn [4] maar ook kan ontbreken [4,13].
Nestcellen gevuld kunnen worden met 1-24 prooidieren [16,20], waarbij het uiteindelijke aantal wordt bepaald door het gewicht van de prooidieren [20].
Nesten kunnen gedeeld worden met Passaloecus insignis [17], tevens is ook een gedeeld nest met Psenulus concolor waargenomen [17].
Ei
Trypoxylon eieren zijn worstvormig [13]. Het ei wordt meestal op de onderzijde of zijde van de prooi gepositioneerd [5]. Het ei wordt op één van de spinnen gelegd, waarbij er niet sprake lijkt te zijn van een duidelijk patroon [4,5,13].
Larve
Na drie tot vijf dagen sluipt de larve uit [4,5] die na vijf tot zeven dagen volgroeid is en spint deze gedurende één tot twee dagen een cocon [5]. De cocon wordt aan de achterwand gehecht en hangt in geval van een grote cel diameter [5] aan draden vrij van de muren in de ruimte [4,5].
2.3. BIJENHOTEL
De soort maakt graag gebruik van bijenhotels en kunstmatige nestgelegenheid [4,5,17,18].
Ze nestelen in boorgangen van 2,5 – 6 mm [4,5,13].
Tuinsoort
De soort is een in grote aantallen jaarlijks terugkerende gast op de bijenhotels in onze tuin. Ze prefereert daarbij de nestruimte op een hoogte van 80-140cm. Hoger wordt wel genesteld maar beduidend minder.
2.4. JACHT
Een vrouwtje kan tussen 100-300 prooidieren gedurende een seizoen vangen [16].
Gevangen prooien worden gestoken [12] wat meestal tot permanente verlamming leidt in de prooi [6].
3. PLANT RELATIES
3.1. HOUTSOORTEN
In de literatuur worden de volgende houtsoorten genoemd als medium waarin de wesp haar nest maakt:
Adoxaceae (Muskuskruidfamilie) | |
Asteraceae (Composietenfamilie) | Cirsium (Vederdistel) [13] |
Onagraceae (Teunisbloemfamilie) | Chamaenerion [13] |
Poaceae (Grassenfamilie) | Phragmites Phragmites australis (Riet) [20] |
Rosaceae (Rozenfamilie) | Rubus (Braam) [5,17] |
3.2. VOEDSELPLANTEN
In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd:
Apiaceae [4] (Schermbloemenfamilie) | |
Asteraceae [4] (Composietenfamilie) |
Tuinsoorten
In de tuin staan diverse van deze voedselplanten maar ik heb de soort daarop nog niet foeragerend waargenomen.
Apiaceae (Schermbloemenfamilie) | Foeniculum – Foeniculum vulgare (Venkel) Pastinaca – Pastinaca sativa (Pastinaak) |
Asteraceae (Composietenfamilie) | Solidago (Guldenroede) |
4. PROOI RELATIES
De soort gebruikt volwassen [13,20] en onvolwassen [13,14] spinnen (Araneae) voor haar broed [3,14], waarbij het prooispectrum vooral uit web bouwende spinnen bestaat [20].
Phylloneta impressa (Grote wigwamspin) lijkt een voorkeur prooi te zijn [20] , maar T. figulus lijkt zich niet te beperken in prooi keuzen en kent een breed prooi spectrum [20].
In de literatuur worden de volgende in Nederland [1] voorkomende soorten genoemd:
Araneidae [5als argiopidae] (Kruisspinachtigen) | Araneus [5,12 als Epeira,17] – Araneus angulatus (Schouderkruisspin) [20onvolw.] – Araneus diadematus (Kruisspin) [14,20onvolw.] – Araneus marmoreus (Marmerspin) [14] – Araneus quadratus (Viervlekwielwebspin) [14] – Araneus sturmi (Witruitwielwebspin) [20volw.] Araniella [14] – Araniella cucurbitina (Gewone komkommerspin) [20volw.] – Araniella opisthographa (Tweeling-komkommerspin) [20volw.] Argiope – Argiope bruennichi (Wespspin) [20volw. & onvolw.] Cercidia – Cercidia prominens (Stekelrugje) [13] Hypsosinga – Hypsosinga albovittata (Witvlekpyjamaspin) [13als Singa albovittata] – Hypsosinga pygmaea (Graspyjamaspin) [13als Singa pygmaea] Mangora – Mangora acalypha (Driestreepspin) [14,20volw. & onvolw.] Nuctenea – Nuctenea umbratica (Platte wielwebspin) [20onvolw.] Neoscona – Neoscona adianta (Heidewielwebspin) [14] Singa – Singa hamata (Bonte pyjamaspin) [14] – Singa nitidula (Beekpyjamaspin) [14] Zilla [5,14,17] |
Dictynidae (Kaardespinnen) | Dictyna [4,17] – Dictyna arundinacea (Heidekaardertje) [14] |
Lycosidae [5] | Trochosa [13] – Trochosa ruricola (Veldnachtwolfspin) [13] |
Linyphiidae [5,7,12] (Hangmatspinnen) | Agyneta – Agyneta rurestris [14,20volw. als Meioneta rurestris] Bathyphantes [14] Floronia – Floronia bucculenta [20volw. & onvolw.] Kaestneria – Kaestneria dorsalis [14] Linyphia – Linyphia hortensis (Tuinhangmatspin) [20volw.] – Linyphia triangularis (Herfsthangmatspin) [14,20volw. & onvolw.] Microlinyphia – Microlinyphia pusilla (Kleine heidehangmatspin) [20volw. & onvolw.] Microneta [5,17] Neriene – Neriene montana (Lentehangmatspin) [14] – Neriene radiata (Zomerhangmatspin) [14,20volw.] Tenuiphantes – Tenuiphantes tenuis (Bodemwevertje) [20volw.] |
Salticidae [7] (Springspinnen) | Heliophanus – Heliophanus flavipes (Gewone blinker) [20volw. & onvolw.] Salticus [5,12,17] – Salticus scenicus (Huiszebraspin) [14] Synageles [5,17] – Synageles venator (Slanke mierspringspin) [14] |
Tetragnathidae | Tetragnatha [12,14] – Tetragnatha extensa (Gewone strekspin) [20volw. & onvolw.] Metellina [20volw. & onvolw.] – Metellina segmentata [14] |
Theridiidae (Kogelspinnen) | Anelosimus – Anelosimus vittatus (Slanke kogelspin) [20volw.] Cryptachaea – Cryptachaea riparia (Bermkogelspin) [20volw. & onvolw.] Enoplognatha [20volw. & onvolw.] – Enoplognatha ovata (Gewone landkaak) [14,20volw. & onvolw.] Neottiura – Neottiura bimaculata (Witbandkogelspin) [14,20volw. ] Parasteatoda – Parasteatoda lunata (Prachtkogelspin) [20volw.] – Parasteatoda simulans (Valse broeikasspin) [14] – Parasteatoda tepidariorum (Broeikasspin) [14] Phylloneta – Phylloneta impressa (Grote wigwamspin) [20volw. & onvolw., als Phylloneta impressum] – Phylloneta sisyphia (Kleine wigwamspin) [20volw.] Platnickina – Platnickina tincta (Zwartringkogelspin) [14,20volw.] Simitidion – Simitidion simile (Witvlekheidekogelspin) [14] Theridion [20volw. & onvolw.] – Theridion pictum (Rood visgraatje) [14] – Theridion pinastri (Dennenkogelspin) [20volw. & onvolw.] – Theridion varians (Gewoon visgraatje) [14,20volw.] |
Thomisidae [7] (Krabspinnen) | Xysticus [5,14,17] |
Philodromidae | Philodromus – Philodromus aureolus (Tuinrenspin) [20volw. & onvolw.] – Philodromus cespitum (Gewone renspin) [20onvolw.] |
Prooisoorten buiten Nederland:
Theridiidae (Kogelspinnen) | Theridion – Theridion sisyphium [14] |
5. PARASITAIRE RELATIES
In de literatuur worden de volgende in Nederland [1] voorkomende soorten genoemd:
Chalcidoidae (Bronswespen) | Eulophidae Melittobia Melittobia acasta [14,20] Eurytomidae Eurytoma [13] – Eurytoma nodularis [14] – Eurytoma verticillata [14] Pteromalidae Dibrachys [20] Torymidae Monodontomerus Monodontomerus vicicellae [14] Torymus – Torymus armatus [13 als Diomorus armatus] |
Chrysididae (Goudwespen) | Chrysis (Tandgoudwespen) – Chrysis fasciata [14] – Chrysis fulgida [14] – Chrysis ignita [7,14,20] – Chrysis obtusidens [14] – Chrysis rutilans [19] – Chrysis viridula [14] Elampus – Elampus panzeri [14] Pseudomalus – Pseudomalus auratus [3,13 als Omalus auratus,14,17 als Omalus auratus] – Pseudomalus pusillus [3,14,17 als Omalus auratus] Trichrysis (Drietandgoudwespen) – Trichrysis cyanea [3,7,8,13,14,20] |
Evanioidae [3] | Gasteruption – Gasteruption assectator [3,14,15,17,20,21] – Gasteruption jaculator [14,15,21] – Gasteruption opacum [14,21] |
Ichneumonidae (Sluipwespen) | Ephialtes – Ephialtes manifestator [20] Hoplocryptus – Hoplocryptus confector [18] Mastrus [13] Perithous – Perithous divinator [15,17] – Perithous mediator [3,17] – Perithous scurra [15] Poemenia – Poemenia notata [14] Polysphincta [14] Stenodontus – Stenodontus marginellus [14] Townesia –Townesia tenuiventris [5,14] |
Dermestidae (Spektorren) Megatoma – Megatoma undata [14] Trogoderma – Trogoderma glabrum [20] | |
Diptera (Vliegen) | Anthomyiidae (Bloemvliegen) Eustalomyia – Eustalomyia hilaris [14] Trichodes – Trichodes alvearius (Behaarde bijenwolf) [20] Bombyliidae (Wolzwevers) Anthrax [20] Sarcophagidae (Dambordvliegen) Amobia – Amobia signata [14] Metopia – Metopia argyrocephala [14] Tachinidae [13] |
Parasitaire soorten buiten Nederland:
Chrysididae (Goudwespen) | Chrysis (Tandgoudwespen) |
Ichneumonidae (Sluipwespen) | Aritranius [17] Hoplocryptus – Hoplocryptus heliophilus [14 als Aritranis heliophilus,18] – Hoplocryptus bohemani [18] Isadelphus – Isadelphus armatus [14] Nematopodius formosus – Nematopodius formosus [14] Thrybius – Thrybius brevispina [20] |
Diptera (Vliegen) | Sarcophagidae (Dambordvliegen) Amobia – Amobia oculata [22] Miltogramma – Miltogramma punctatum [14] |
6. HERKENNING
Lengte mannetjes: 7,5 – 10 mm
Lengte vrouwtjes: 9 – 12 mm
Genus
Het genus Trypoxylon is te herkennen aan:
1. Voorvleugel: met één submarginaal cel [9,10,11]
2. Oog: binnenrand niervormig uitgesneden [9,10,11]
3. Achterlijf: achterlijf zwart [10,11]. Wesp geheel zwart [9]
4. Achterlijf: naar verhouding zeer lang [9,-11]
Het achterlijf steekt relatief ver uit onder de vleugels.
exemplaar voor foto identificatie gevangen op 08-vii-2021, lengte ±12mm
1. Antenne met 12 segmenten [9,10,11]
2. Achterlijf met 6 segmenten [9,10,11]
KOP
1. Afstand ogen op kruin (l1) ongeveer even groot als de afstand tussen de ogen ter hoogte van clypeus (l2) [9,10,11]
2. Voorhoofd (frons): zonder door lijsten begrensd schildachtig vlak [10,11]
3. Voorhoofd: midden kiel zwak verhoogd boven antenne implanten, en profil geen duidelijke knik naar voorhoofd lijn [10,11]
4. Clypeus: voorrand tussen midden voorlob en oog onregelmatig uitgebocht [9,10,11]
5. Occipitaallijst: onder niet verbreed [9,10,11]
6. Kop: bovenste deel achterhoofd spaarzaam aanliggend behaard [10]
BORSTSTUK
1. Bovenzijde borststuk (mesonotum): mat [10,11]
2. Pronotum: achterrand zwart [9,10,11]
3. Voorpoot: scheen (tibia) en tarsen zwart [9,10,11]
4. Onderzijde borststuk (mesosternum): midden voor voorcoaxae zonder doornachtig uitsteeksel [9,10,11]
ACHTERLIJF
1. Lengte tergiet 1 duidelijk korter dan gecombineerde lengte tergieten 2 en 3 [9,10,11]
exemplaar voor foto identificatie gevangen op 03-vii-2021, lengte ±9mm
- Antenne met 13 segmenten [9,10,11]
2. Achterlijf met 7 segmenten [9,10,11]
KOP
1. Antenne: lengte laatste antenne segment (13) is 2,2 tot 3,6x langer dan breed aan basis [9,10,11] (hier 3,4x)
2. Antenne: lengte laatste antenne segment (13) even lang als lengte segmenten 10, 11 en 12 gecombineerd [11]
3. Antenne: voorlaatste antenne segment 0,5-0,8x langer dan breed aan basis [9,11] (hier ±0,7x)
4. Voorhoofd (frons): zonder door lijsten begrensd schildachtig vlak [10,11]
5. Afstand ogen op kruin (l1) ongeveer even groot als de afstand tussen de ogen ter hoogte van clypeus (l2) [9,10,11]
6. Voorhoofd: midden kiel zwak verhoogd boven antenne implanten, en profil geen duidelijke knik naar voorhoofd lijn [10,11]
7. Occipitaallijst: onder niet verbreed [9,10,11]
BORSTSTUK
1. Bovenzijde borststuk (mesonotum): mat [10,11]
2. Pronotum: achterrand zwart [9,10,11]
3. Voorpoot: scheen (tibia) en tarsen zwart [9,10,11]
4. Mesosternum: voorrand zonder doornachtig uitsteeksel [9,10,11]
5. Zijde borststuk (mesopleuron): haren op midden mesopleuron langer dan doorsnede voorste ocelle [9,10,11]
ACHTERLIJF
1. Lengte tergiet 1 duidelijk korter dan gecombineerde lengte tergieten 2 en 3 [9,10,11]
Literatuur
1 Nederlands Soortenregister2 Waarneming.nl
3 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.
4 Breugel, P. van 2014. Gasten van bijenhotels. – EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & Naturalis Biodiversity Center, Leiden.
5 Blösch, M. (2000). Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208
6 Piek, T. (Ed.). (2013). Venoms of the Hymenoptera: biochemical, pharmacological and behavioural aspects. Elsevier.
7 PAERN, Madli, et al. Host specificity of the tribe Chrysidini (Hymenoptera: Chrysididae) in Estonia ascertained with trap-nesting. EJE, 2015, 112.1: 91-99.
8 PAUKKUNEN, Juho, et al. An illustrated key to the cuckoo wasps (Hymenoptera, Chrysididae) of the Nordic and Baltic countries, with description of a new species. ZooKeys, 2015, 548: 1.
9 KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht, 1996, 1-130. + KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1999.
10 JACOBS, H. J (2007): Die Grabwespen Deutschlands Ampulicidae. Sphecidae, Crabronidae–Bestimmungsschlüssel in Blank, SM & Taeger, A (Hrsg): Die Tierwelt Deutschlands und der angrenzenden Meeresteile nach ihren Merkmalen und nach ihrer Lebensweise, Hymenoptera III–Keltern, Goecke & Evers, 79: 1-207.
11 Hermann Dollfuss, "Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord- und Zentraleuropas (Hymenoptera, Sphecidae) mit speziellen Angaben zur Grabwespenfauna Österreichs", Publikation der Botanischen Arbeitsgemeinschaft am O.Ö.Landesmuseum Linz, LINZ, 20. Dezember 1991
12 LOMHOLDT, O. 1975-1976; 1984 (2. Auflage). The Sphecidae (Hymenoptera) of Fennoscandia and Denmark. Fauna Entomologica Scandinavica, 4.1: 2.
13 DANKS, Hugh V. Biology of some stem‐nesting aculeate Hymenoptera. Transactions of the Royal Entomological Society of London, 1971, 122.11: 323-395.
14 Ruchin, Alexander & Antropov, Alexander. (2019). Wasp fauna (Hymenoptera: Bethylidae, Chrysididae, Dryinidae, Tiphiidae, Mutillidae, Scoliidae, Pompilidae, Vespidae, Sphecidae, Crabronidae & Trigonalyidae) of Mordovia State Nature Reserve and its surroundings in Russia. Journal of Threatened Taxa. 11. 13195-13250. 10.11609/jott.4216.11.2.13195-13250.
15 Kees van Achterberg, 2013. "de nederlandse hongerwespen (hymenoptera: evanioidea: gasteruptiidae)"
16 FABIAN, Yvonne, et al. Plant diversity in a nutshell: testing for small‐scale effects on trap nesting wild bees and wasps. Ecosphere, 2014, 5.2: 1-18.
17 WOYDAK, Horst. Hymenoptera Aculeata Westfalica Familia: Sphecidae (Grabwespen), 1996, 3-135.
18 Schwarz, Martin. (2007). Revision der westpaläarktischen Arten der Gattung Hoplocryptus THOMSON (Hymenoptera, Ichneumonidae). Linzer Biologische Beiträge. 39.
19 Martynova, Kate & Fateryga, Alexander. (2015). Chrysidid wasps (Hymenoptera, Chrysididae)—Parasites of eumenine wasps (Hymenoptera, Vespidae: Eumeninae) in Crimea. Entomological Review. 95. 472-485. 10.1134/S0013873815040090.
20 COUDRAIN, Valérie; HERZOG, Felix; ENTLING, Martin H. Effects of habitat fragmentation on abundance, larval food and parasitism of a spider-hunting wasp. PLoS One, 2013, 8.3: e59286.
21 PARSLOW, Ben A.; SCHWARZ, Michael P.; STEVENS, Mark I. Review of the biology and host associations of the wasp genus Gasteruption (Evanioidea: Gasteruptiidae). Zoological Journal of the Linnean Society, 2020.
22 VERVES, Yuri G.; PROTSENKO, Yuri V. New Data on Digger Wasps, Sceliphron curvatum (F. Smith, 1870) and Trypoxylon figulus Linnaeus, 1758 (Hymenoptera: Sphecidae) as hosts of Amobia oculata Robineau‒Desvoidy, 1830 (Diptera: Sarcophagidae) in Ukraine. Chief Editor Professor Khaled H. Abu-Elteen, 2021, 8.2: 118-120.
23 Schwarz, Martin. (2007). Revision der westpaläarktischen Arten der Gattung Hoplocryptus THOMSON (Hymenoptera, Ichneumonidae). Linzer Biologische Beiträge. 39.