Officiële naam:
Synoniemen:
Trypoxylon figulus [Soortenregister]
zie meer op: www.gbif.org


INHOUD
1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning
1. VERSPREIDING
Trypoxylon figulus is een vrij algemene wesp [Waarneming.nl] die verspreid door heel Nederland [Peeters et al. 2004].
Tuinsoort
De soort is een in grote aantallen jaarlijks terugkerende gast in onze tuin.
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De soort is actief van half april tot half oktober [Peeters et al. 2004].
Meer generaties per jaar zijn mogelijk [Blösch 2000].
2.2. ONTWIKKELING
Nest
De vrouwtjes van deze hypergeïsche soort knagen hun nestgangen in het merg van natuurlijke buisvormen zoals plantenstengels [Ruchin & Antropov 2019], maar ook in verlaten vraatgangen van insecten [Fabian et al. 2014], holtes in metselwerk [Lomholdt 1984] en rieten daken [Blösch 2000].
De nesten bestaan uit sequentiële rijen broedcellen in gangen die 20 cm diep kunnen zijn. De broedcellen voor mannetjes zijn kleiner in lengte en diameter dan die voor de vrouwtjes [Breugel 2014],[Danks 1971]. Het nest medium kan daardoor bepalend zijn voor de verhouding van mannetjes tot vrouwtjes [Danks 1971] die uiteindelijk uit het nest uitsluipen.
Tussen de broedcellen wordt met modder een dunne scheidingswand gemaakt van 0,2mm [Breugel 2014],[Blösch 2000],[Danks 1971] waarbij de wanden richting de ingang van het nest dikker worden [Blösch 2000],[Danks 1971].
In een nest is vaak een vestibulaire cel aanwezig [Breugel 2014],[Danks 1971], al dan niet met enkele prooidieren [1Danks 1971], welke kort kan zijn [Breugel 2014] maar ook kan ontbreken [Breugel 2014],[Danks 1971].
Nestcellen gevuld kunnen worden met 1-24 prooidieren [Fabian et al. 2014],[Coudrain et al. 2013], waarbij het uiteindelijke aantal wordt bepaald door het gewicht van de prooidieren [Coudrain et al. 2013].
Nesten kunnen gedeeld worden met Passaloecus insignis [Woydak 1996], tevens is ook een gedeeld nest met Psenulus concolor waargenomen [Woydak 1996].
Ei
Trypoxylon eieren zijn worstvormig [Danks 1971]. Het ei wordt meestal op de onderzijde of zijde van de prooi gepositioneerd [Blösch 2000]. Het ei wordt op één van de spinnen gelegd, waarbij er niet sprake lijkt te zijn van een duidelijk patroon [Breugel 2014],[Blösch 2000],[Danks 1971].
Larve
Na drie tot vijf dagen sluipt de larve uit [Breugel 2014],[Blösch 2000] die na vijf tot zeven dagen volgroeid is en spint deze gedurende één tot twee dagen een cocon [Blösch 2000]. De cocon wordt aan de achterwand gehecht en hangt in geval van een grote cel diameter [Blösch 2000] aan draden vrij van de muren in de ruimte [Breugel 2014],[Blösch 2000].
2.3. BIJENHOTEL
De soort maakt graag gebruik van bijenhotels en kunstmatige nestgelegenheid [Breugel 2014], Blösch 2000],[Woydak 1996],[Schwarz 2007].
Ze nestelen in boorgangen van 2,5 – 6 mm [Breugel 2014],[Blösch 2000],[Danks 1971].
Tuinsoort
De soort is een in grote aantallen jaarlijks terugkerende gast op de bijenhotels in onze tuin. Ze prefereert daarbij de nestruimte op een hoogte van 80-140cm. Hoger wordt wel genesteld maar beduidend minder.
2.4. JACHT
Een vrouwtje kan tussen 100-300 prooidieren gedurende een seizoen vangen [Fabian et al. 2014].
Gevangen prooien worden gestoken [Lomholdt 1984] wat meestal tot permanente verlamming leidt in de prooi [Piek 2013].
3. PLANT RELATIES
3.1. HOUTSOORTEN
In de literatuur worden de volgende houtsoorten genoemd als medium waarin de wesp haar nest maakt:
Adoxaceae (Muskuskruidfamilie) | |
Asteraceae (Composietenfamilie) | Cirsium (Vederdistel) [Danks 1971] |
Onagraceae (Teunisbloemfamilie) | Chamaenerion [Danks 1971] |
Poaceae (Grassenfamilie) | Phragmites Phragmites australis (Riet) [Coudrain et al. 2013] |
Rosaceae (Rozenfamilie) | Rubus (Braam) [Blösch 2000],[Woydak 1996] |
3.2. VOEDSELPLANTEN
In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd:
Apiaceae [Breugel 2014] (Schermbloemenfamilie) | |
Asteraceae [Breugel 2014] (Composietenfamilie) |
4. PROOI RELATIES
De soort gebruikt volwassen [Danks 1971],[Coudrain et al. 2013] en onvolwassen [Danks 1971],[Ruchin & Antropov 2019] spinnen (Araneae) voor haar broed [Peeters et al. 2004],[Ruchin & Antropov 2019], waarbij het prooispectrum vooral uit web bouwende spinnen bestaat [Coudrain et al. 2013].
Phylloneta impressa (Grote wigwamspin) lijkt een voorkeur prooi te zijn [Coudrain et al. 2013] , maar T. figulus lijkt zich niet te beperken in prooi keuzen en kent een breed prooi spectrum [Coudrain et al. 2013].
In de literatuur worden de volgende in Nederland [Soortenregister] voorkomende soorten genoemd:
Araneidae [Blösch 2000 (als argiopidae)] (Kruisspinachtigen) | Araneus [Blösch 2000],[Dollfuss 1991 (als Epeira)],[Woydak 1996] – Araneus angulatus (Schouderkruisspin) [Coudrain et al. 2013 (onvolwassen)] – Araneus diadematus (Kruisspin) [Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013 (onvolwassen)] – Araneus marmoreus (Marmerspin) [Ruchin & Antropov 2019] – Araneus quadratus (Viervlekwielwebspin) [Ruchin & Antropov 2019] – Araneus sturmi (Witruitwielwebspin) [Coudrain et al. 2013 (volwassen)] Araniella [Ruchin & Antropov 2019] – Araniella cucurbitina (Gewone komkommerspin) [Coudrain et al. 2013 (volwassen)] – Araniella opisthographa (Tweeling-komkommerspin) [Coudrain et al. 2013 (volwassen)] Argiope – Argiope bruennichi (Wespspin) [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] Cercidia – Cercidia prominens (Stekelrugje) [Danks 1971] Hypsosinga – Hypsosinga albovittata (Witvlekpyjamaspin) [Danks 1971 (als Singa albovittata)] – Hypsosinga pygmaea (Graspyjamaspin) [Danks 1971 (als Singa pygmaea)] Mangora – Mangora acalypha (Driestreepspin) [Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] Nuctenea – Nuctenea umbratica (Platte wielwebspin) [Coudrain et al. 2013 (onvolwassen)] Neoscona – Neoscona adianta (Heidewielwebspin) [Ruchin & Antropov 2019] Singa – Singa hamata (Bonte pyjamaspin) [Ruchin & Antropov 2019] – Singa nitidula (Beekpyjamaspin) [Ruchin & Antropov 2019] Zilla [Blösch 2000],{Ruchin & Antropov 2019],[Woydak 1996] |
Dictynidae (Kaardespinnen) | Dictyna [Breugel 2014],[Woydak 1996] – Dictyna arundinacea (Heidekaardertje) [Ruchin & Antropov 2019] |
Lycosidae [Blösch 2000] | Trochosa [Danks 1971] – Trochosa ruricola (Veldnachtwolfspin) [Danks 1971] |
Linyphiidae [Blösch 2000],[Paern et al. 2015],[Lomholdt 1984] (Hangmatspinnen) | Agyneta – Agyneta rurestris [Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013 (volwassen, als Meioneta rurestris)] Bathyphantes [Ruchin & Antropov 2019] Floronia – Floronia bucculenta [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] Kaestneria – Kaestneria dorsalis [Ruchin & Antropov 2019] Linyphia – Linyphia hortensis (Tuinhangmatspin) [Coudrain et al. 2013 (volwassen)] – Linyphia triangularis (Herfsthangmatspin) [Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] Microlinyphia – Microlinyphia pusilla (Kleine heidehangmatspin) [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] Microneta [Blösch 2000],[Woydak 1996] Neriene – Neriene montana (Lentehangmatspin) [Ruchin & Antropov 2019] – Neriene radiata (Zomerhangmatspin) [Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013 (volwassen)] Tenuiphantes – Tenuiphantes tenuis (Bodemwevertje) [Coudrain et al. 2013 (volwassen)] |
Salticidae [Paern et al. 2015] (Springspinnen) | Heliophanus – Heliophanus flavipes (Gewone blinker) [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] Salticus [Blösch 2000],[Lomholdt 1984],[Woydak 1996] – Salticus scenicus (Huiszebraspin) [Ruchin & Antropov 2019] Synageles [Blösch 2000],[Woydak 1996] – Synageles venator (Slanke mierspringspin) [Ruchin & Antropov 2019] |
Tetragnathidae | Tetragnatha [Lomholdt 1984],[Ruchin & Antropov 2019] – Tetragnatha extensa (Gewone strekspin) [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] Metellina [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] – Metellina segmentata [Ruchin & Antropov 2019] |
Theridiidae (Kogelspinnen) | Anelosimus – Anelosimus vittatus (Slanke kogelspin) [Coudrain et al. 2013 (volwassen)] Cryptachaea – Cryptachaea riparia (Bermkogelspin) [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] Enoplognatha [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] – Enoplognatha ovata (Gewone landkaak) [Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] Neottiura – Neottiura bimaculata (Witbandkogelspin) [Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013 (volwassen)] Parasteatoda – Parasteatoda lunata (Prachtkogelspin) [Coudrain et al. 2013 (volwassen)] – Parasteatoda simulans (Valse broeikasspin) [Ruchin & Antropov 2019] – Parasteatoda tepidariorum (Broeikasspin) [Ruchin & Antropov 2014] Phylloneta – Phylloneta impressa (Grote wigwamspin) [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen, als Phylloneta impressum] – Phylloneta sisyphia (Kleine wigwamspin) [Coudrain et al. 2013 (volwassen)] Platnickina – Platnickina tincta (Zwartringkogelspin) [Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013 (volwassen)] Simitidion – Simitidion simile (Witvlekheidekogelspin) [Ruchin & Antropov 2019] Theridion [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] – Theridion pictum (Rood visgraatje) [Ruchin & Antropov 2019] – Theridion pinastri (Dennenkogelspin) [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] – Theridion varians (Gewoon visgraatje) [Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013 (volwassen)] |
Thomisidae [Paern et al. 2015] (Krabspinnen) | Xysticus [Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019],[Woydak 1996] |
Philodromidae | Philodromus – Philodromus aureolus (Tuinrenspin) [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] – Philodromus cespitum (Gewone renspin) [Coudrain et al. 2013 (on- & volwassen)] |
Prooisoorten buiten Nederland:
Theridiidae (Kogelspinnen) | Theridion – Theridion sisyphium [Ruchin & Antropov 2019] |
5. PARASITAIRE RELATIES
In de literatuur worden de volgende in Nederland [Soortenregister] voorkomende soorten genoemd:
Chalcidoidae (Bronswespen) | Eulophidae Melittobia Melittobia acasta [Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013] Eurytomidae Eurytoma [Coudrain et al. 2013] – Eurytoma nodularis [Ruchin & Antropov 2019] – Eurytoma verticillata [Ruchin & Antropov 2019] Pteromalidae Dibrachys [Coudrain et al. 2013] Torymidae Monodontomerus Monodontomerus vicicellae [Ruchin & Antropov 2019] Torymus – Torymus armatus [Danks 1971 (als Diomorus armatus)] |
Chrysididae (Goudwespen) | Chrysis (Tandgoudwespen) – Chrysis fasciata [Ruchin & Antropov 2019] – Chrysis fulgida [Ruchin & Antropov 2019] – Chrysis ignita [Paern et al. 2015],[Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013] – Chrysis obtusidens [Ruchin & Antropov 2019] – Chrysis rutilans [Martynova & Frateryg 2015] – Chrysis viridula [Ruchin & Antropov 2019] Elampus – Elampus panzeri [Ruchin & Antropov 2019] Pseudomalus – Pseudomalus auratus [Peeters et al. 2004],[Danks 1971 (als Omalus auratus),[Ruchin & Antropov 2019],[Woydak 1996 (als Omalus auratus)] – Pseudomalus pusillus [Peeters et al. 2004],[Ruchin & Antropov 2019],[Woydak 1996 (als Omalus auratus)] Trichrysis (Drietandgoudwespen) – Trichrysis cyanea [Peeters et al. 2004],[Paern et al. 2015],[Paukkunen et al. 2015],[Danks 1971],[Ruchin & Antropov 2019],[Coudrain et al. 2013] |
Evanioidae [Peeters et al. 2004] | Gasteruption – Gasteruption assectator [Peeters et al. 2004],[Ruchin & Antropov 2019],[van Achterberg 2013],[Woydak 1996],[Coudrain et al. 2013],[Parslow et al. 2020] – Gasteruption jaculator [Ruchin & Antropov 2019],[van Achterberg 2013],[Parslow et al. 2020] – Gasteruption opacum [Ruchin & Antropov 2019],[Parslow et al. 2020] |
Ichneumonidae (Sluipwespen) | Ephialtes – Ephialtes manifestator [Coudrain et al. 2013] Hoplocryptus – Hoplocryptus confector [Schwarz 2007] Mastrus [Danks 1971] Perithous – Perithous divinator [van Achterberg 2013],[Woydak 1996] – Perithous mediator [Peeters et al. 2004],[Woydak 1996] – Perithous scurra [van Achterberg 2013] Poemenia – Poemenia notata [Ruchin & Antropov 2019] Polysphincta [Ruchin & Antropov 2019] Stenodontus – Stenodontus marginellus [Ruchin & Antropov 2019] Townesia –Townesia tenuiventris [Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019] |
Dermestidae (Spektorren) Megatoma – Megatoma undata [Ruchin & Antropov 2019] Trogoderma – Trogoderma glabrum [Coudrain et al. 2013] | |
Diptera (Vliegen) | Anthomyiidae (Bloemvliegen) Eustalomyia – Eustalomyia hilaris [Ruchin et al. 2019] Trichodes – Trichodes alvearius (Behaarde bijenwolf) [Coudrain et al. 2013] Bombyliidae (Wolzwevers) Anthrax [Coudrain et al. 2013] Sarcophagidae (Dambordvliegen) Amobia – Amobia signata [Ruchin & Antropov 2019] Metopia – Metopia argyrocephala [Ruchin & Antropov 2019] Tachinidae [Danks 1971] |
Parasitaire soorten buiten Nederland:
Chrysididae (Goudwespen) | Chrysis (Tandgoudwespen) |
Ichneumonidae (Sluipwespen) | Aritranius [Woydak 1996] Hoplocryptus – Hoplocryptus heliophilus [Ruchin & Antropov 2019 (als Aritranis heliophilus),[Schwarz 2007] – Hoplocryptus bohemani [Schwarz 2007] Isadelphus – Isadelphus armatus [Ruchin & Antropov 2019] Nematopodius formosus – Nematopodius formosus [Ruchin & Antropov 2019] Thrybius – Thrybius brevispina [Coudrain et al. 2013] |
Diptera (Vliegen) | Sarcophagidae (Dambordvliegen) Amobia – Amobia oculata [Verves & Protsenko 2021] Miltogramma – Miltogramma punctatum [Ruchin & Antropov 2019] |
6. HERKENNING
Lengte mannetjes: 7,5 – 10 mm
Lengte vrouwtjes: 9 – 12 mm
Genus
Het genus Trypoxylon is te herkennen aan:
1. Voorvleugel: met één submarginaal cel [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Oog: binnenrand niervormig uitgesneden [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
3. Achterlijf: achterlijf zwart [Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]. Wesp geheel zwart [Bitsch 2021],[Klein 1999]
4. Achterlijf: naar verhouding zeer lang [Bitsch 2021],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
Het achterlijf steekt relatief ver uit onder de vleugels.


exemplaar voor foto identificatie gevangen op 08-vii-2021, lengte ±12mm



1. Antenne met 12 segmenten [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Achterlijf met 6 segmenten [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
KOP
1. Kop: afstand ogen op kruin (l1) ongeveer even groot als de afstand tussen de ogen ter hoogte van clypeus (l2) [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991], verhouding tussen de lengtes 0,9-1,0 [Bitsch 2021].
2. Kop: voorhoofd (frons) zonder door lijsten begrensd schildachtig vlak [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]
3. Kop: voorhoofd midden kiel zwak verhoogd boven antenne implanten, en profil geen duidelijke knik naar voorhoofd lijn [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]

4. Kop: Clypeus voorrand tussen midden voorlob en oog onregelmatig uitgebocht [Klein 1999],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991], middenlob rechthoekig met convexe zijden [Bitsch 2021]
5. Kop: occipitaallijst onder niet verbreed [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
6. Kop: bovenste deel achterhoofd spaarzaam aanliggend behaard [Jacobs 2007]
BORSTSTUK
1. Borststuk: bovenzijde (mesonotum) mat [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]
2. Borststuk: pronotum achterrand zwart [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
3. Voorpoot: scheen (tibia) en tarsen zwart [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
4. Borststuk: onderzijde (mesosternum): midden voor voorcoaxae zonder doornachtig uitsteeksel [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
5. Achterpoot: coxa III met een, zelden [Klein 1999], ovaal groefje dat behaard is met met haren die geen kanaal vormen [Bitsch 2021]

6. Voorvleugel: submarginale cel met rechte of stompe uitwendige hoek [Bitsch 2021]
ACHTERLIJF
1. Achterlijf: lengte tergum 1 duidelijk korter dan gecombineerde lengte terga 2 en 3 [Klein 1999],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991], verhouding lengte segment I tot lengte achterlijf 1,8-2,4 [Bitsch 2021]

exemplaar voor foto identificatie gevangen op 03-vii-2021, lengte ±9mm




- Antenne met 13 segmenten [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Achterlijf met 7 segmenten [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
KOP
1. Antenne: lengte laatste antenne segment (13) is 2,2 tot 3,6x langer dan breed aan basis [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991] (hier 3,4x)
2. Antenne: lengte laatste antenne segment (13) even lang als lengte segmenten 10, 11 en 12 gecombineerd [Bitsch 2021],[Dollfuss 1991]
3. Antenne: voorlaatste antenne segment 0,5-0,8x langer dan breed aan basis [Bitsch 2021],[Klein 1999],[Dollfuss 1991] (hier ±0,7x)
4. Kop: voorhoofd (frons) zonder door lijsten begrensd schildachtig vlak [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]
5. Kop: afstand ogen op kruin (l1) ongeveer even groot als de afstand tussen de ogen ter hoogte van clypeus (l2) [Klein 1999],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991], verhouding tussen de lengtes is 0,9-1,0 [Bitsch 2021]

6. Kop: voorhoofd midden kiel zwak verhoogd boven antenne implanten, en profil geen duidelijke knik naar voorhoofd lijn [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]

7. Kop: occipitaallijst onder niet verbreed [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
BORSTSTUK
1. Borststuk: bovenzijde (mesonotum): matt [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]
2. Thorax: pronotum achterrand zwart [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
3. Voorpoot: scheen (tibia) en tarsen zwart [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
4. Thorax: mesosternum voorrand zonder doornachtig uitsteeksel [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
5. Borststuk: zijde (mesopleuron): haren op midden mesopleuron langer dan doorsnede voorste ocelle [Klein 1999],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]
4. Voorvleugel: submarginale cel met rechte of stompe uitwendige hoek [Bitsch 2021]
ACHTERLIJF
1. Achterlijf: lengte tergum 1 duidelijk korter dan gecombineerde lengte terga 2 en 3 [Klein 1999],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991], verhouding tussen lengte tergum I en lengte achterlijf 1,8-2,4 [Bitsch 2021]
Literatuur
Blösch 2000 Blösch, M., 2000. Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208Breugel 2014 Breugel, P. van., 2014. Gasten van bijenhotels. – EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & Naturalis Biodiversity Center, Leiden.
Coudrain et al. 2013 Coudrain, V., Herzog, F., & Entling, M. H., 2013. Effects of habitat fragmentation on abundance, larval food and parasitism of a spider-hunting wasp. PLoS One, 8(3), e59286.
Danks 1971 Danks, H.V., 1971. Biology of some stem‐nesting aculeate Hymenoptera. Transactions of the Royal Entomological Society of London, 122.11: 323-395.
Dollfuss 1991 Dollfuss, H., 1991. Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord-und Zentraleuropas. Stapfia, 24, 1-247.
Fabian et al. 2014 Fabian, Y., Sandau, N., Bruggisser, O. T., Aebi, A., Kehrli, P., Rohr, R. P., ... & Bersier, L. F., 2014. Plant diversity in a nutshell: testing for small‐scale effects on trap nesting wild bees and wasps. Ecosphere, 5(2), 1-18.
Jacobs 2007 Jacobs, H.J., 2007. Die Grabwespen Deutschlands Ampulicidae. Sphecidae, Crabronidae–Bestimmungsschlüssel in Blank, SM & Taeger, A (Hrsg): Die Tierwelt Deutschlands und der angrenzenden Meeresteile nach ihren Merkmalen und nach ihrer Lebensweise, Hymenoptera III–Keltern, Goecke & Evers, 79: 1-207.
Klein 1999 Klein, W., 1999 De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1-37. + Klein, W., 1996. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, 1-130.
Lomholdt 1984 Lomholdt, O., 1984. The Sphecidae (Hymenoptera) of Fennoscandia and Denmark. Fauna Entomologica Scandinavica, 4.1: 2.
Martynova & Fateryga 2015 Martynova, K. V., & Fateryga, A. V., 2015. Chrysidid wasps (Hymenoptera, Chrysididae)—Parasites of eumenine wasps (Hymenoptera, Vespidae: Eumeninae) in Crimea. Entomological Review, 95, 472-485.
Paern et al. 2015 Paern, M., Soon, V., Vallisoo, T., Hovi, K., & Luig, J., 2015. Host specificity of the tribe Chrysidini (Hymenoptera: Chrysididae) in Estonia ascertained with trap-nesting. European Journal of Entomology, 112(1), 91-99.
Parslow et al. 2020 Parslow, B. A., Schwarz, M. P., & Stevens, M. I., 2020. Review of the biology and host associations of the wasp genus Gasteruption (Evanioidea: Gasteruptiidae). Zoological Journal of the Linnean Society, 189(4), 1105-1122.
Paukkunen et al. 2015 Paukkunen, J., Berg, A., Soon, V., Ødegaard, F., & Rosa, P., 2015. An illustrated key to the cuckoo wasps (Hymenoptera, Chrysididae) of the Nordic and Baltic countries, with description of a new species. ZooKeys, (548), 1.
Peeters et al. 2004 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.
Piek 2013 Piek, T. (Ed.), 2013. Venoms of the Hymenoptera: biochemical, pharmacological and behavioural aspects. Elsevier.
Ruchin & Antropov 2019 Ruchin, A. & Antropov, A., 2019. Wasp fauna (Hymenoptera: Bethylidae, Chrysididae, Dryinidae, Tiphiidae, Mutillidae, Scoliidae, Pompilidae, Vespidae, Sphecidae, Crabronidae & Trigonalyidae) of Mordovia State Nature Reserve and its surroundings in Russia. Journal of Threatened Taxa. 11. 13195-13250. 10.11609/jott.4216.11.2.13195-13250.
Schwarz 2007 Schwarz, M., 2007. Revision der westpaläarktischen Arten der Gattung Hoplocryptus Thomson (Hymenoptera, Ichneumonidae). na.
Soortenregister Nederlands Soortenregister
van Achterberg 2013 van Achterberg, C., 2013. de nederlandse hongerwespen (hymenoptera: evanioidea: gasteruptiidae). Nederlandse Faunistische Mededelingen, 39, 55-87.
Verves & Protsenko 2021 Verves, Y. G., & Protsenko, Y. V., 2021. New Data on Digger Wasps, Sceliphron curvatum (F. Smith, 1870) and Trypoxylon figulus Linnaeus, 1758 (Hymenoptera: Sphecidae) as hosts of Amobia oculata Robineau‒Desvoidy, 1830 (Diptera: Sarcophagidae) in Ukraine. Chief Editor Professor Khaled H. Abu-Elteen, 8(2), 118-120.
Waarneming.nl Waarneming.nl
Woydak 1996 Woydak, H., 1996. Hymenoptera Aculeata Westfalica Familia: Sphecidae (Grabwespen), 3-135.
Citatie
Krischan, O.R., 2025. Trypoxylon figulus. Kerfdier, www.kerfdier.nl. Geraadpleegd op 15 mei 2025.
2024/11/26: Additionele identificatie kenmerken toegevoegd