1. VERSPREIDING
Klimopkevercicade (Issus coleoptratus) [Soortenregister] is een algemeen voorkomende soort in Nederland [Waarneming.nl].
2. GEDRAG
2.1. VLIEGTIJD
De nimfen instars 2 tot 4 overwinteren waarschijnlijk, mogelijk instar 5 [Whitehead & Key 2010]. Volwassen dieren verschijnen in mei en zijn te vinden tot november [Whitehead & Key 2010].
Overigens vliegen de dieren in dit genus niet, maar beperken zich tot springen.
2.2. ONTWIKKELING
Het is nog niet duidelijk of deze soort één of meer generaties per jaar heeft en of de ontwikkeling volgens afwijkende perioden verloopt gezien verschillende nimfen stadia gelijktijdig aanwezig kunnen zijn [Whitehead & Key 2010].
2.2. VOEDSEL
De cicaden voeden zich met het floëem, cellen in de binnenkant van de boombast die het transport van voedingsstoffen in de boom verzorgen, van verschillende bomen, zoals:
- Linde
- Eiken
- Esdoorn
- Berk
- Iep
- Hazelaar
2.3. VERDEDIGING
De lichtblauw gekleurde draden aan de punt van het achterlijf zijn was-achtig en worden uitgescheiden door klieren. De functie is niet helemaal duidelijk, mogelijk heeft is het een verdedigingsmechanisme tegen parasieten en rovers waarbij een rover de draden pakt in plaats van de nimf waardoor deze kan ontsnappen [Resh & Cardé 2009]. De was structuren zijn een bekende eigenschap binnen vele genera cicaden nimfen [Hamilton 2011].
3. IDENTIFICATIE
3.1. LARVEN
De larven, nimfen, van het genus Issus zijn te identificeren op basis van [Zenner 2005]:
- Postclypeus (onderdeel onderste helft gezicht) ligt onder de ogen
- Verticale kielen op het aangezicht (frons)
- Vertex minder dan twee keer langer dan breed
In Nederland komen twee soorten uit het genus Issus voor, naast I. coleoptratus is dat I. muscaeformis. De nimfen lijken erg op elkaar maar zijn op basis van de volgende verschillen te onderscheiden:
- Frons I. coleoptratus heeft een lichte horizontale band in plaats van een donkere [Zenner 2005]
- de zintuig putten op de voorvleugel zijn bij I. coleoptratus groot, duidelijk gearticuleerd en typisch in een groep van 10, in plaats van kleinere putten die minder duidelijk van elkaar gescheiden zijn en typisch in een groep van 7 [Zenner 2005].
Hier betreft het de 5e instar wat te bepalen is op basis van de ontwikkeling van de voorvleugel delen, waarvan hier de punt tot aan de basis van Tergiet III reikt.
3.2. VOLWASSEN
De volwassen dieren hebben een cirkelvormige vlek op de voorvleugel [Zenner 2005].


Frontaal gezien heeft de soort een duidelijke donkere zone direct onder de vertex [Zenner 2005], de bovenkant van de kop.
Literatuur
Hamilton 2011 Hamilton, K. A., 2011. Making sense of Fulgoroidea (Hemiptera): new phylogenetic evidence. Cicadina, 12, 57-79.Resh & Cardé 2009 Resh, V. H., & Cardé, R. T. (Eds.)., 2009. Encyclopedia of insects. Academic press.
Soortenregister Nederlands Soortenregister
Waarneming.nl Waarneming.nl
Whitehead & Key 2010 Whitehead, P. F., & Key, R. S., 2010. Observations on British Issus (Hemiptera, Issidae) with reference to development, periodicity and ecology. Worcestershire Record, 29, 22-27.
Zenner et al. 2005 Zenner, G., Stöckmann, M., & Niedringhaus, R., 2005. Preliminary key to the nymphs of the families and subfamilies of the German Auchenorrhyncha fauna:(Hemiptera, Fulgoromorpha et Cicadomorpha). Cicadina, 8, 59-78.
Citatie
Krischan, O.R., 2025. Issus coleoptratus. Kerfdier, www.kerfdier.nl. Geraadpleegd op 21 april 2025.