Tijdens de bijenjacht trof ik dit insect op de Rododendron. Een onvolwassen exemplaar, een 5e instar nimf, van de cicade Issus coleoptratus [1, 2, 3].
1. VERSPREIDING
Het is een algemeen voorkomende soort in Nederland.
2. GEDRAG
2.1. VLIEGTIJD
De nimfen instars 2 tot 4 overwinteren waarschijnlijk, mogelijk instar 5 [2]. Volwassen dieren verschijnen in mei en zijn te vinden tot november [2].
Overigens kan de dieren in dit genus niet vliegen alleen springen.
2.2. ONTWIKKELING
Het is nog niet duidelijk of deze soort één of meer generaties per jaar heeft en of de ontwikkeling volgens afwijkende perioden verloopt gezien verschillende nimfen stadia gelijktijdig aanwezig kunnen zijn [2].
2.2. VOEDSEL
De cicaden voeden zich met het floëem, cellen in de binnenkant van de boombast die het transport van voedingsstoffen in de boom verzorgen, van verschillende bomen, zoals:
- Linde
- Eiken
- Esdoorn
- Berk
- Iep
- Hazelaar
De Rododendron waar de nifm of zat staat naast een Hazelaar.
2.3. VERDEDIGING
De lichtblauw gekleurde draden aan de punt van het achterlijf zijn was-achtig en worden uitgescheiden door klieren. De functie is niet helemaal duidelijk, mogelijk heeft is het een verdedigingsmechanisme tegen parasieten en rovers waarbij een rover de draden pakt ipv de nimf waardoor deze kan ontsnappen [4]. De was structuren zijn een bekende eigenschap binnen vele genera cicaden nimfen [5].
3. IDENTIFICATIE
3.1. Nimfen
De nimfen van het genus Issus zijn te identificeren obv [1]:
- Postclypeus (onderdeel onderste helft gezicht) ligt onder de ogen
- Verticale kielen op het aangezicht (frons)
- Vertex minder dan twee keer langer dan breed
In Nederland komen twee soorten uit het genus Issus voor, naast I. coleoptratus is dat I. muscaeformis. De nimfen lijken erg op elkaar maar zijn obv de volgende verschillen te onderscheiden:
- Frons I. coleoptratus heeft een lichte horizontale band ipv een donkere [1]
- de zintuig putten op de voorvleugel zijn bij I. coleoptratus groot, duidelijk gearticuleerd en typisch in een groep van 10, ipv kleinere putten die minder duidelijk van elkaar gescheiden zijn en typisch in een groep van 7 [1].
Hier betreft het de 5e instar wat te bepalen is obv de ontwikkeling van de voorvleugel delen, waarvan hier de punt tot aan de basis van Tergiet III reikt.
3.2. Volwassenen
The volwassen dieren hebben een cirkelvormige vlek op de voorvleugel [1].


Frontaal gezien heeft de soort een duidelijke donkere zone direkt onder de vertex [1], de bovenkant van de kop.
Referenties
1 ZENNER, Gudrun; STÖCKMANN, Marlies; NIEDRINGHAUS, Rolf. Preliminary key to the nymphs of the families and subfamilies of the German Auchenorrhyncha fauna. Cicadina, 2005, 8: 59-78.2 P.F. Whitehead & R.S. Key, 2010, "Observations on British Issus (Hemiptera, Issidae) with reference to development, periodicity and ecology", Worcestershire Record | 29 (November 2010) page:23-27 | Worcestershire Biological Records Centre & Worcestershire Recorders
3 Nederlands Soortenregister
4 RESH, Vincent H.; CARDÉ, Ring T. (ed.). Encyclopedia of insects. Academic press, 2009.
5 HAMILTON, KG Andrew. Making sense of Fulgoroidea (Hemiptera). Cicadina, 2011, 12: 57-80.