De Rosse metselbij (Osmia bicornis, synoniem Osmia Rufa) is een jaarlijks terugkerende bezoeker van de tuin en daarmee een vaste bewoner.
1. VERSPREIDING
Deze bij is een algemene bij in Nederland [1,2].
2. GEDRAG
2.1. VLIEGTIJD
De soort is een van de eerste bijen die wakker wordt in de lente rond maart en direkt verschijnt op de nestblokken. Het aantal neemt daarna toe tot het een drukte van belang is met grote aantallen exemplaren. Vanaf juli verdwijnt de soort weer.
De bij inspecteert elk gat dat lijkt op een mogelijke nestplaats maar is niet geïnteresseert in verticale openingen zoals bamboe stokken die ter ondersteuning van planten in de grond staan. Andere soorten bijen en wespen doen dit wel.
2.2. ONTWIKKELING
De naam ‘Metselbij’ slaat op het metsel gedrag van dit genus waarbij op de achterkant van de gang en tussen de broedcellen schotten worden gemetseld en uiteindelijk de nestingang wordt dicht gemetseld met leem en modder. Het werk ‘Gasten van bijenhotels’ [3] geeft hiervan een mooi beeld.
Zoals gezegd maakt deze soort gebruik van aangeboden nesthulp als bijenhotels. In de tuin is het samen met de Tronkenbij de grootverbruiker van de bijenhotels.
2.3. DRACHTPLANTEN
De soort is gezien op:
- Gevlekt longkruid (Pulmonaria officinalis)
- Witte dovenetel (Lamium album)
- Hondsdraf (Glechoma hederacea)
- Witte klaver (Trifolium repens)
- Esdoorn (Acer pseudoplatanus)
- Wilg (Salix)
- Zomereik (Quernus robur)
- Ranonkel (Ranunculaceae)
- Braam (Rubus fructicosus)
In de tuin is de soort waargenomen op:
- Scherpe boterbloem (Ranunculus acris)
- Paardenbloem (Taraxacum officinale)
- Rododendron
- Ribes
3. NESTPARASIETEN
De volgende nestparasieten van de Rosse metselbij zijn waargenomen in de tuin:
Vliegen (DIPTERA) | Cacoxenus indagator [4, 5] Muurrouwzwever (Anthrax anthrax) [3,4] |
Wespen (HYMENOPTERA) | Chrysis ignita [4] Ephialtes manifestator [1,5] |
4. HERKENNING
De bij heeft een lengte van 8-12 mm [1,2].
De kleur van de bij kan gedurende de levensduur gaan variëren door verlies van haren en de soort wordt daardoor moeilijker herkenbaar [2]. Bij mannetjes gebeurt dit al eerder dan bij de vrouwtjes.
De soort is te herkennen aan de volgende kenmerken [1,2].
Vrouwtjes
- Donker gekleurd lichaam met blauwe metaalglans op kop en bronskleurig achterlijf.
- Kop en tergieten (bovenkant achterlijf segment) IV – VI zwart behaard.
- Borststuk bruingrijs behaard.
- Tergiet I-III roodbruin behaard.
- Buikschuier (haren van het stuifmeel vervoer apparaat op de onderzijde van achterlijf) rood (rood-oranje).
- Clypeus (onderzijde gezicht tussen ogen en mond) met aan beide zijden een gebogen hoorntje en in het midden een tweepuntige lap.
Mannetjes
- Blauwgroen glanzend en roodbruin behaard
- Gezicht en onderzijde borststuk witgeel behaard
- Kruin en tergiet IV – VII zwart behaard
Literatuur
1 Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, C. van Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Roos & M. Reemer 2012. De Nederlands bijen (Hymennoptera: Apidae s.l.). - Natuur van Nederland 11, Naturalis Biodiversity Center & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.2 wildebijen.nl, "De Nederlandse bijen en hun relaties, overzicht van in Nederland en Vlaanderen voorkomende solitaire en sociale bijen (Apidea s.l.)"
3 Breugel, P. van 2014. Gasten van bijenhotels. – EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & Naturalis Biodiversity Center, Leiden.
4 KRUNIC, M & Stanisavljević, Ljubiša & PINZAUTI, M. (2005). The accompanying fauna of Osmia cornuta and Osmia rufa and effective measures of protection. Bull. Insectol. 58. 141-152., pag: 145
5 MACIVOR, Scott. Adult emergence order in a community of cavity-nesting bees and wasps, and their parasites. bioRxiv, 2019, 556456.