Rupsen zijn de larven van vlinders. Naast vlinders zijn er ook andere insecten die rups-achtige larven hebben. Die van de bladwesp, de bastaardrups genaamd, heeft de grootste overeenkomst met de rups en zijn het lastigst te onderscheiden.

In deze post staat een overzicht van de verschillen om tot determinatie van de soort te kunnen komen. De verschillen staan in volgorde van zichtbaarheid; verschil 1 en 2 zijn zonder meer met blote oog waarneembaar, de andere 2 verschillen vergen redelijke tot sterke vergrootting.
Rupsen en bastaardrupsen verschillen op de volgende punten met elkaar:
1. Het aantal schijnpoten, of propoten
– de rups heeft tot 5 paar
– de bastaardrups tot 8 paar
2. Frontale sutuur vorm:
– de rups heeft een geprononceerde ∧ -vorm
– de bastaardrups is veel minder duidelijk en ∩ -vormig
3. Het aantal enkelvoudige ogen, of stemmata:
– de rups heeft er 6 per kop kant
– de bastaardrups heeft er 1 per kop kant
4. Aanwezigheid van haakjes, of crochets, op de voeten:
– de rups heeft die wel
– de bastaardrups niet
1. Propoten
De lichamen van zowel de rups als de bastaardrups bestaan uit dertien segmenten:
- de eerste drie zijn de borstsegmenten, in de figuren genummerd T1 t/m T3 (T = Thorax)
- de laatste tien zijn de buiksegementen, in de figuren genummerd A1 t/m A10 (A = Abdomen)
De borstsegmenten dragen 3 paar ware of echte poten, dit zijn géén propoten. De propoten zitten op de buiksegmenten.
Niet alle buiksegmenten dragen propoten, en welke segmenten ze dragen is per soort verschillend.
Bij de rups kunnen 5 buiksegmenten propoten dragen:
- 4 paar op de buiksegmenten 3 t/m 6 [Scoble 1995],[Tomita & Kikuchi 2009],[Matsuda 2017]
én - één paar op het laatste buiksegment 10 [Matsuda 2017]
Er zitten tussen de ware en de pro-poten dus altijd 2 segmenten zonder poten, en tussen de voorlaatste en de laatste propoot altijd 3 segmenten zonder propoten [Scoble 1995],[Tomita & Kikuchi 2009],[Matsuda 2017].
Bij een specifieke rupsengroep, de spanrupsen is de verdeling van de propoten over de segmenten 3 t/m 6 anders dan in onderstaande plaatje, zie hier.
Bij de bastaardrups kunnen 8 buiksegmenten propoten dragen:
- 7 paar propoten op de buiksegmenten 2 t/m 8 [Matsuda 2017],[Oka et al. 2010]
én - één paar propoten op het laatste buiksegment 10 [Matsuda 2017],[Oka et al. 2010]
Bij de bastaardrups zit tussen de ware en de propoten dus altijd één segment zonder poten. Ook bij bastaardrupsen kunnen er tussen de soorten verschillen zijn in het aantal aanwezige propoten. Het zijn er altijd minimaal 6 en de variatie zit op de segmenten 8 en 10 [Matsuda 2017],[Oka et al. 2010].
2. Frontale sutuur
De frontale sutuur van een rups is duidelijk geprononceerd en heeft een ∧ vorm, waar die van de bastaardrups minder duidelijk zichtbaar is en een ∩ vorm heeft [Snodgrass 1935].
Vlinder rups (5e instar) Tijgerblauwtje (Lampides boeticus), kopaanzicht met ∧-vormige frontale sutuur
Bladwesp bastaardrups (Xenapates braunsi), kopaanzicht met minder geprononceerde ∩-vormige frontal sutuur (beeldmateriaal afkomstig uit Liston et al. 2015)
Lees meer hier over de frontale sutuur.
3. Stemmata
Het aantal stemmata (enkelvoudige ogen) per kop kant is verschillend bij de rups en de bladwesp:
– de rups heeft er zes (figuur 3-1) [Treadwell 1996]
– de bastaardrups één (figuur 3-2) [Paulus 1986]
Fig 3-1. Vlinder rups (5e instar) Tijgerblauwtje (Lampides boeticus), kop zijaanzicht met zes stemmata in een cirkel
Fig 3-2. Bladwesp bastaardrups (Xenapates braunsi), kop zijaanzicht met één stemmatum (beeldmateriaal afkomstig uit Liston et al. 2015)
4. Crochets
Crochets zijn haakjes op de voeten van rupsen die de rupsen grip geven. Bladwespen hebben deze niet [Treadwell 1996].
Op de onderstaande foto’s zijn deze goed te zien.
Lees hier meer over insecten morfologie.
Literatuur
Liston et al. 2015 Liston, A. D., Goergen, G., & Koch, F. (2015). The immature stages and biology of two Xenapates species in West Africa (Hymenoptera, Tenthredinidae). Deutsche Entomologische Zeitschrift, 62(1), 9-17.Matsuda 2017 Matsuda, R. (1976). Morphology and evolution of the insect abdomen, with special reference to developmental patterns and their bearings upon systematics. Pergamon Press Ltd, viii + 534 pp. ref. 70 pp.
Oka et al. 2010 Oka, K., Yoshiyama, N., Tojo, K., Machida, R., & Hatakeyama, M., 2010. Characterization of abdominal appendages in the sawfly, Athalia rosae (Hymenoptera), by morphological and gene expression analyses. Development genes and evolution, 220, 53-59.
Paulus 1986 Paulus H.F., 1986. Comparative morphology of the Larval eyes of Neuropteroidea. In Gepp, J. & Aspöck, H. & Hölzel, H. (eds.) Recent research in Neuropterology, p.157-164 (Graz)..
Scoble 1995 Scoble, M. J., 1992. The Lepidoptera : form, function and diversity. Oxford: Oxford university press.
Snodgrass 1935 Snodgrass, R. E., 1935. Principles of Insect Morphology.
Tomita & Kikuchi 2009 Tomita, S., & Kikuchi, A., 2009. Abd-B suppresses lepidopteran proleg development in posterior abdomen. Developmental biology, 328(2), 403-409.
Treadwell 1996 Treadwell, L., 1996. An Introduction To the Identification of Caterpillars.