1. VERSPREIDING
Het is een algemeen voorkomende soort in heel Nederland [1].
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De soort is actief van mei tot oktober [1].
2.2. ONTWIKKELING
De naam van de familie is afgeleid van de verdikte voorpoten van de mannetjes. Hierin zitten transparante groeven die licht doorlaten wat mogelijk een rol speelt bij de paring. Het mannetje houdt dan de zeefjes over de ogen van het vrouwtje [1,4].
De mannetjes willen nog wel eens slapen in een bijenhotel, de vrouwtjes komen niet naar bijenhotels en nestelen in de grond [2]. bij voorkeur in zandbodem [1].
3. PROOI RELATIES
C. peltarius vangt vliegen uit de volgende families [1] :
Vliegen (DIPTERA) | – Calliphoridae – Dolichopodidae – Muscidae – Stratiomyidae – Therevidae |
4. HERKENNING
Er komen in Nederland drie soorten Zeefwespen voor. De mannetjes zijn direct herkenbaar aan de schildvormige uitgroeisels op de voorpoten.
De mannetjes zijn 9 – 13mm en de vrouwtjes 10 – 13 mm groot.
Genus
1. Voorvleugel met één submarginaal cel [3,4]
2. Binnenrand ogen naar onderen convergerend [3]
3. Ocellen vormen stompe driehoek [3]
4. Achterlijf bij de meeste soorten met geel [3,4]
♀
- Afstand tussen achter ocellen bijna gelijk aan afstand tot ogen
- Mesonotum (bovenkant thorax) min of meer glanzend tussen punctering
- Schenen geel met donker vlekken
- Afstaande haren achter ocellen niet langer dan doorsnede achtersste ocellen
- Clypeus zonder recht en zonder tanden
- Tergiet V bijna altijd met gele tekening
- Vertex (bovenkand kop) dicht gepuncteerd
- Antenne segment III duidelijk langer dan segment IV
- Tergiet I met gele vlekken
♂
1. Mesonotum gepuncteerd, zonder lengte groeven [3]
2. Antenne segmenten plat [3] en sterk verbreed, middelste segmenten bijna 2x breed als lang [3,4]
3. Onderzijde antenne segmenten met lange beharing [3]
3. Schild voorpoot, de “zeef”, herkenbaar aan de streepjes (bovenhelft) en stippen (onder helft) [2,3,4] en is asymmetrisch van vorm [3].
4. Tars segmenten voorpoot sterk vergroot [3]
5. Eerste achterlijf tergiet en antenneschacht meestal met geel [4]
6. Frons sterk gepuncteerd met onduidelijke lengte groefjes [3]
7. Mesopleuron (zijkant thorax) verspreid gepuncteerd [3]
8. Voorscheen met lange doorn [3]
9. Haren op eerste antenne segment niet langer dan doorsnede ocelli [3]
10. Voorcoxae met doorn [3]
Referenties
1 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.2 Breugel, P. van 2014. Gasten van bijenhotels. – EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & Naturalis Biodiversity Center, Leiden.
3 Hermann Dollfuss, "Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord- und Zentraleuropas (Hymenoptera, Sphecidae) mit speziellen Angaben zur Grabwespenfauna Österreichs", Publikation der Botanischen Arbeitsgemeinschaft am O.Ö.Landesmuseum Linz, LINZ, 20. Dezember 1991
4 KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht, 1996, 1-130. + KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1999.