Vorig jaar trof ik op een dode tak van een Vlinderstruik (Buddleja davidii) een aantal nestelende soorten graafwespen aan waaronder deze Stigmus pendulus. Ook dit jaar is er weer veel activiteit op de tak waaronder dit vrouwtje Passalocus corniger [1] die in een verlaten kevergang een nest bouwde.
De dode tak bevat vele vraatgangen met een diameter van ±1 – 2mm diameter, mogelijk van kevers uit het geslacht Anobius want daarvan was één exemplaar op de tak aanwezig op het moment van waarneming.
Het nest met een diameter van ±1,5mm is hoger op de tak gelokaliseerd waar ook de meeste vraatgangen aanwezig zijn.
Op het moment van waarneming is het nest al gevuld en start de wesp met het afsluiten van de ingang. Hiervoor verzamelt ze elders hars die tussen de kaken wordt aangevoerd. Met de kaken wordt de hars in lagen over de ingang verspreid tot die is afgedicht.
Rond het nest verzamelen zich onregelmatig gevormde klodders verontreinigde hars en zeer ronde balletjes hars die ze niet gebruikt.
Nadat de ingang is afgedicht verzamelt de wesp houtpulp uit de directe omgeving die ze in de zachte hars drukt.
Na het afsluiten bleef ze naar de tak terugkeren en zocht uiteindelijk een slaapplek op in een leeg boorgat.
Literatuur
1 Nederlands Soortenregister