Spilomena beata♀︎

Laatst bijgewerkt: 8 november 2023


Zeldzaam

SOORT: Spilomena beata
GENUS SPILOMENA
FAMILY PEMPHREDONIDAE



WAARNEMING:
2023-VI-232022-VIII-21

JAREN:
20222023

MAANDEN:
janfebmaaaprmeijunjulaugsepoktnovdec


Officiële naam

Synoniemen

Spilomena beata [1]

Spilomena expectata
Spilomena exspectata

zie meer op: www.gbif.org

Etymologie

beata

Spilomena beata ♀︎, imago

INHOUD

1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning

1. VERSPREIDING

Spilomena beata is een zeldzame wesp [2] in Nederland.

2. GEDRAG

2.1. ACTIVITEIT

De soort is actief van half mei tot half september [3].

2.2. ONTWIKKELING

Nest

De vrouwtjes bouwen hun nesten vooral in oude nestgangen in dood hout van klopkevers Anobium sp. (Anobiidae) [3,7], maar knagen ook zelf gangen in het merg van planten stengels [3,4,5,7,8,12].

De nestgangen hebben een diameter van 1,0-1,4mm en een lengte van 3,5-6 mm [8].

De broedgangen kunnen zowel lineair met broedcellen in een rij, of vertakt zijn met de broedcellen aan het einde van een korte gang [12]. De broedcellen worden gescheiden met een wand van houtpulp [5] of een 0,2-7mm wig-vormige plug van merg [8]. De cellen worden gevuld met zo’n 20 prooidieren [3,5].

De cellen van vrouwtjes en mannetjes hebben een gelijke grootte [8].

Het nest wordt afgesloten met een prop houtknaagsel dat met het achterlijf wordt aangestampt en verlijmd met speeksel [5,6,7].

Vrouwtjes vinden hun nest op basis van reukvermogen waardoor ze vaak enige tijd nodig hebben om het nest terug te vinden na terugkomst van de jacht, wat typisch lijkt voor het geslacht Spilomena [5,7,12]. Ze verkennen dan een groter oppervlak rond de plek waar het nest ongeveer moet zijn totdat ze het hebben geroken met de antennen [5]

Nesten kunnen in gezelschap van S. troglodytes worden aangelegd [7].

2.3. BIJENHOTEL

Vrouwtjes kunnen gebruik maken van kunstmatige nestgangen van 1,5-2mm [3,7].

2.4. PARING

Spilomena beata ontwikkelt zich in twee generaties per jaar [3,5,6].

2.5. JACHT

De prooi wordt met de kaken naar het nest vervoerd [4,7,12].

3. PLANT RELATIES

3.1. HOUTSOORTEN

In de literatuur worden de volgende houtsoorten genoemd als medium waarin de wesp haar nest maakt:

Adoxaceae
(Muskuskruidfamilie)

Sambucus (Vlier) [12]
Fagaceae
(Napjesdragersfamilie)

Fagus
Fagus sylvatica (Beuk) [7]
Rosaceae
(Rozenfamilie)

Rubus (Braam) [5,6]
Scrophulariaceae
(Helmkruidfamilie)

Buddleja [8]
Tabel 3.1-1: houtsoorten gebruikt als nest substraat

Ook twijgen [4,6] en bouwhout [6] kunnen gebruikt worden.

3.2. VOEDSELPLANTEN

Mannetjes voeden zich met honingdauw dat van bladeren wordt gelikt.
In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd:

Schermbloemenfamilie
(Apicaceae)

Falcaria [5,6]

Pastinaca [5,6]

Peucedanum
Peucedanum cervaria [13]
Tabel 3.2-1: Voedselplanten in Nederland

Tuinsoorten

In de tuin staan schermbloemigen diverse. Op Venkel (Foeniculum) heb ik een Spilomena soort foeragerend waargenomen maar niet kunnen vaststellen om welke soort het ging.

4. PROOI RELATIES

De soort gebruikt hoofdzakelijk de larven van tripsen (Thysanoptera) voor haar broed [3,4,5,6,9,12].
In de literatuur worden de volgende in Nederland [1] voorkomende soorten genoemd:

Thysanoptera (Tripsen) [4]
Taeniothrips [5,7]

Thrips [5,7]
Tabel 4-1: Prooisoorten in Nederland

Tuinsoorten

Geen van de genoemde prooisoorten zijn nog waargenomen in de tuin.

5. PARASITAIRE RELATIES

In de literatuur worden de volgende in Nederland [1] voorkomende soorten genoemd:



Tabel 5-1: Parasitaire soortrelaties in Nederland

Parasitaire soorten buiten Nederland:

Hymenoptera
(Wespen)

Chalcidoidea (Bronswespen)

Pteromalidae
Lonchetron
Lonchetron fennicum [4]

Tabel 5-2: Parasitaire soortrelaties buiten Nederland

6. HERKENNING

Lengte mannetjes: 2,5 – 3 mm
Lengte vrouwtjes: 2,5 – 3,5 mm

Genus

Het genus Spilomena is te herkennen aan:

1.  Voorvleugel: met twee submarginaal cellen [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, voorvleugel met twee submarginaal cellen

2. Voorvleugel: submarginaal cel 2 niet gesteeld [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, Spilomena: voorvleugel tweede submarginaal cel niet gesteeld

3. Voorvleugel: pterostigma groot en bijna halfrond [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, Spilomena: voorvleugel met groot, bijna halfrond pterostigma

4. Voorvleugel: radiaal cel (lr) langer dan pterostigma (ls) [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, Spilomena: voorvleugel; lengte stigma kleiner dan lengte radiaal cel

5. Voorvleugel: radiaal cel gespitst [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, Spilomena: voorvleugel radiaal cel gespitst

6. Voorvleugel: met één discoïdaal cel [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, Spilomena: voorvleugel met één discoïdaal cel

7. Achterlijf: Eerste achterlijfssegement niet steelvormig [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, Spilomena: eerste achterlijfssegment niet steelvormig

8. Achterlijf: geheel zwart [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, Spilomena: achterlijf geheel zwart



Spilomena beata ♀︎, imago
Spilomena beata ♀︎, imago
Spilomena beata ♀︎, imago

1. Antenne met 12 segmenten [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, antenne met twaalf segmenten

2. Achterlijf met 6 segmenten [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, achterlijf met zes segmenten

KOP

1. Clypeus gelijkmatig gerond [10,11] , zonder lengte groefje [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, clypeus gelijkmatig gerond

2. Kaak: meestal zwartbruin [10,11]

Spilomena beata ♀︎, kaken meestal zwartbruin

3. Ratio afstand tussen achterste ocellen (POL) : afstand achterste ocelle oogrand (OOL) = 1,4 – 2,0 (hier ±1,4) [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, ool = 1,4-2,0x pol

4. Achterhoofd, slapen, minder sterk ontwikkeld [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, achterhoofd minder sterk ontwikkeld

BORSTSTUK

1. Schildje (scutellum): voorste groef smal en zonder dwarslijsten [9,10,11]

Spilomena beata ♀︎, voorste scutellum groef smal en zonder dwarslijsten

2. Mesonotum: achterrand zonder lengtegroefjes [10,11]

Spilomena beata ♀︎, achterrand mesonotum zonder lengtegroefjes

3. Mesopleuron: met duidelijke fijne lengteribbels [9]

Spilomena beata ♀︎, mesopleuron met fijne duidelijke lengteribbels

3. Vleugel: aders bruin [10,11]

Spilomena beata ♀︎, vleugeladers bruin

4. Rugveld propodeum door kiel begrensd, zonder netvormige rimpeling tussen hoofdstructuur [10,11]

Spilomena beata ♀︎, dorsaal veld propodeum door kiel omgeven, zonder fijne netvormige rimpeling tussen de hoofd sculptuur

ACHTERLIJF

  1. Tergiet 6 met een dubbele borstel rij [9,10,11]
Spilomena beata ♀︎, tergiet 6 met een dubbele borstel rij




1. Antenne met 13 segmenten [9,10,11]

2. Achterlijf met 7 segmenten [9,10,11]

3. Gezicht en clypeus geel gevlekt, minstens de voorrand [9,10,11]

KOP

1. Clypeus: voorrand niet of met lichte inbochting [10,11]

2. Clypeus: geheel of vrijwel geheel geel [9]

3. Kaak: distaal met smalle roodbruine rand [10,11]

4. Ratio afstand tussen achterste ocellen (POL) : afstand achterste ocelle oogrand (OOL) = 1,4 – 2,0 (hier ±1,4) [9,10,11]

5. Antenne: vlagleden vrijwel cilindrisch [9,10,11]

6. Antenne: flag donker van kleur, hoogstens aan binnenzijde min of meer roodbruin [9]

BORSTSTUK

1. Schildje (scutellum): voorste groef smal en zonder dwarslijsten [9,10,11]

2. Rugveld propodeum door kiel begrensd, zonder netvormige rimpeling tussen hoofdstructuur [9,10,11]

ACHTERLIJF

1. Aedoeagus apicaal gepunt [10]



Literatuur

1 Nederlands Soortenregister

2 Waarneming.nl

3 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.

4 DANKS, Hugh V. Biology of some stem‐nesting aculeate Hymenoptera. Transactions of the Royal Entomological Society of London, 1971, 122.11: 323-395.

5 Blösch, M. (2000). Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208

6 DOROW, WHO. 3.7 Hymenoptera: Aculeata (Stechimmen). Schönbuche. Zoologische Unter suchungen, 1990, 1992: 127-264.

7 WOYDAK, Horst. Hymenoptera Aculeata Westfalica Familia: Sphecidae (Grabwespen), 1996, 3-135.

8 DANKS, Hugh V. Biology of some stem‐nesting aculeate Hymenoptera. Transactions of the Royal Entomological Society of London, 1971, 122.11: 323-395.

9 KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht, 1996, 1-130. + KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1999.

10 JACOBS, H. J (2007): Die Grabwespen Deutschlands Ampulicidae. Sphecidae, Crabronidae–Bestimmungsschlüssel in Blank, SM & Taeger, A (Hrsg): Die Tierwelt Deutschlands und der angrenzenden Meeresteile nach ihren Merkmalen und nach ihrer Lebensweise, Hymenoptera III–Keltern, Goecke & Evers, 79: 1-207.

11 Hermann Dollfuss, "Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord- und Zentraleuropas (Hymenoptera, Sphecidae) mit speziellen Angaben zur Grabwespenfauna Österreichs", Publikation der Botanischen Arbeitsgemeinschaft am O.Ö.Landesmuseum Linz, LINZ, 20. Dezember 1991

12 LOMHOLDT, O. 1975-1976; 1984 (2. Auflage). The Sphecidae (Hymenoptera) of Fennoscandia and Denmark. Fauna Entomologica Scandinavica, 4.1: 2.

13 BITSCH, Jacques; LECLERCQ, Jean. Hyménoptères Sphecidae d'Europe occidentale. Fédération française des sociétés de sciences naturelles, 1993.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *