Trypoxylon attenuatum♀︎

Laatst bijgewerkt: 8 november 2023


Vrij zeldzaam

SOORT: Trypoxylon attenuatum
GENUS TRYPOXYLON (Pottenbakkerswespen)
FAMILY CRABRONIDAE



WAARNEMING:
2024-VI-022023-VI-232021-VII-08

JAREN:
202120232024

MAANDEN:
janfebmaaaprmeijunjulaugsepoktnovdec


Officiële naam:

Synoniemen:

Trypoxylon attenuatum [1]


zie meer op: www.gbif.org

Etymologie:

attenuatum

Trypoxylon attenuatum ♀︎, imago

INHOUD

1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning

1. VERSPREIDING

Trypoxylon attenuatum is een vrij algemene wesp [2] die verspreid door heel Nederland voorkomt met een piek in Zuid-Limburg [3] .

Tuinsoort

De soort is voor het eerst in 2021 waargenomen in onze tuin.

2. GEDRAG

2.1. ACTIVITEIT

De soort is actief van begin april mei tot half oktober [3].

Twee generaties per jaar zijn mogelijk [5,7,13].

De dagelijkse activiteiten van de soort beginnen vanaf 9 uur ’s ochtends [7] met de piek activiteit in de namiddag [7]. De laagste temperatuur waarbij de soort actief is is +20° [7].

2.2. ONTWIKKELING

Nest

De vrouwtjes van deze hypergeïsche soort knagen hun nestgangen in het merg van natuurlijke buisvormen zoals plantenstengels en rieten daken en Lipara (DIPTERA) gallen in riet [5].

De nesten bestaan gangen van 6 tot 12 cm lengte [3] waarin sequentiële rij van drie [8] tot zeven broedcellen [3,5]. De broedcellen voor mannetjes zijn met ±7,2mm kleiner in lengte en diameter dan die voor de vrouwtjes met 8,5mm [5,13]. De diameter van de nestgang varieert tussen 2-5 mm [6,17].

Cellen worden gevuld met 6-31 prooidieren [3,6,8] het maximum ligt rond 30 [3,6].

Tussen de broedcellen wordt met modder een dunne scheidingswand gemaakt van 0,2mm [13] waarbij de wanden richting de ingang van het nest dikker worden [13].

In een nest is vaak een vestibulaire cel aanwezig [4,13], al dan niet met enkele prooidieren [13], welke kort kan zijn [4] maar ook kan ontbreken [4,13]. Tussen cellen en dubbele nest pluggen zijn zelden aanwezig [6].

Ei

Trypoxylon eieren zijn worstvormig [13]. Het ei wordt op één van de laatst toegevoegde spinnen gelegd [13].

Larve

De geelachtige larve spint een lichtbruine cocon die aan draden dicht achter de voorste afsluitingswand, in het midden of onderaan de cel wordt opgehangen [5,13]. Een gedetailleerde beschrijving van de larve wordt gegeven in [Asis] [6].

Afhankelijk van de omgevingstemperatuur zal de volwassen wesp na ongeveer een ruime week uitsluipen [13]. Bij de soort is sprake van proterandrie en er sluipen vaak iets meer mannetjes dan vrouwtjes uit [5,7].

2.3. BIJENHOTEL

De soort kan gebruik maken van bijenhotels en kunstmatige nestgelegenheid [4,5,13].

Ze nestelen in boorgangen van 2,5 – 4 mm [5,13].

3. PLANT RELATIES

3.1. HOUTSOORTEN

In de literatuur worden de volgende houtsoorten genoemd als medium waarin de wesp haar nest maakt:

Adoxaceae
(Muskuskruidfamilie)

Sambucus (Vlier) [3,5]
Asteraceae
(Composietenfamilie)

Cirsium (Vederdistel) [13]
Onagraceae
(Teunisbloemfamilie)

Chamaenerion [13]
Poaceae
(Grassenfamilie)

Phragmites [8]
Phragmites australis (Riet) [3,5,6,14,17]
Rosaceae
(Rozenfamilie)

Rosa (Roos) [3]

Rubus (Braam) [3,5,6,8,13]
Scrophulariaceae
(Helmkruidfamilie)

Toorts (Verbascum) [3]

Simaroubaceae
(Hemelboomfamilie)

Ailanthus
Ailanthus altissima (Hemelboom) [6,17]

3.2. VOEDSELPLANTEN

In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd:

Apiaceae
(Schermbloemenfamilie)

Aegopodium [5,8]

Angelica (Engelwortel) [5,8]

Heracleum (Bereklauw) [8]

Pastinaca
Pastinaca sativa (Pastinaak) [5]

Naast nectar likken de wespen ook honingdauw [5].

Tuinsoorten

In de tuin staan diverse van deze voedselplanten maar ik heb de soort daarop nog niet foeragerend waargenomen:

Apiaceae
(Schermbloemenfamilie)

Foeniculum
Foeniculum vulgare (Venkel)

Pastinaca
Pastinaca sativa (Pastinaak)

4. PROOI RELATIES

De soort gebruikt volwassen [6,13] en onvolwassen [6,13] spinnen (Araneae) [3,5] voor haar broed, waarbij het prooispectrum vooral uit web bouwende spinnen bestaat [13].


In de literatuur worden de volgende in Nederland [1] voorkomende soorten genoemd:


Araneidae
(Kruisspinachtigen)
voorkeurgroep [6]

Araneus
Araneus sturmi (Witruitwielwebspin) [6]

Araniella
Araniella cucurbitina (Gewone komkommerspin) [6onvolw.]

Cercidia
Cercidia prominens (Stekelrugje) [13]

Hypsosinga
Hypsosinga albovittata (Witvlekpyjamaspin) [13als Singa albovittata]
Hypsosinga pygmaea (Graspyjamaspin) [13als Singa pygmaea]

Gibbaranea
Gibbaranea bituberculata (Struikknobbelspin) [6onvolw.]
Linyphiidae [5,6,7,12]
(Hangmatspinnen)

voorkeurgroep [6]

Bolyphantes [3,8+12als Bolyphaltes]

Cercidia
Cercidia prominens [13]

Floronia
Floronia bucculenta [6]

Microlinyphia
Microlinyphia pusilla (Kleine heidehangmatspin) [6]

Microneta
Microneta viaria [6]
Oxyopidae
Oxyopes
– Oxyopes heterophthalmus (Gutspalplynxspin) [6]

Salticidae [6]
(Springspinnen)


Pseudeuophrys
Pseudeuophrys erratica [13als Euophrys erratica]

Tetragnathidae
voorkeurgroep [6]

Pachygnatha [6]
Thomisidae [6,7]
(Krabspinnen)

Synema
– Synema globosum (Blinkende krabspin) [6onvolw]

Thomisus
Thomisus onustus (Bloemkrabspin) [6onvolw]

Xysticus [6onvolw]

Prooisoorten buiten Nederland:

Araneidae
(Kruisspinachtigen)

Larinioides
Larinioides sclopetarius [6]
Theridiidae
(Kogelspinnen)

Kochiura
Kochiura aulica [6als Anelosimus aulicus]

5. PARASITAIRE RELATIES

In de literatuur worden de volgende in Nederland [1] voorkomende soorten genoemd:

Chalcidoidae
(Bronswespen)

Eurytomidae
Eurytoma [13]
Eurytoma nodularis [5,3+8als Eurytoma rubicola]

Torymus
Torymus armatus [13 als Diomorus armatus]

Chrysididae
(Goudwespen)

Pseudomalus
Pseudomalus auratus [3,6,5+8+12+13als omalus auratus]
Pseudomalus pusillus [3,5+8+12als omalus pusillus]

Trichrysis (Drietandgoudwespen)

Trichrysis cyanea
[3,5,6,8,12,13,17]
Ichneumonidae
(Sluipwespen)

Bathythrix
Bathythrix claviger [13als Ischnurgops claviger]
Bathythrix fragiIis [13als Ischnurgops fragilis]

Enclisis
Enclisis macilenta [5als Caenocryptus inflatus = Enclisis inflatus[16],13als Caenocryptus macilentus]

Ephialtes
Ephialtes manifestator [3]

Mastrus [13]

Diptera
(Vliegen)

Sarcophagidae (Dambordvliegen)
Amobia
Amobia signata [3+8+12als Pachyophthalmus signatus, 15]

Tachinidae [13]

Parasitaire soorten buiten Nederland:

Chrysididae
(Goudwespen)

Chrysidea
Chrysis graelsii [6als Chrysis sybarita]
Chrysidea pumila [6]
Ichneumonidae
(Sluipwespen)

Hoplocryptus
Hoplocryptus coxator [5als H. rubi ]

6. HERKENNING

Lengte mannetjes: 7,5 – 10 mm
Lengte vrouwtjes: 9 – 12 mm

Genus

Het genus Trypoxylon is te herkennen aan:

1.  Voorvleugel: met één submarginaal cel [9,10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, Trypoxylon: voorvleugel met één submarginaal cel

2. Oog: binnenrand niervormig uitgesneden [9,10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, binnenrand ogen niervormig uitgesneden

3. Achterlijf: achterlijf zwart [10,11]. Wesp geheel zwart [9]

4. Achterlijf: naar verhouding zeer lang [9,-11]
Het achterlijf steekt relatief ver uit onder de vleugels.

Trypoxylon attenuatum ♀︎, imago


exemplaar voor foto identificatie gevangen op 08-vii-2021, lengte ±12mm

Trypoxylon attenuatum ♀︎, imago
Trypoxylon attenuatum ♀︎, imago
Trypoxylon attenuatum ♀︎, imago
Trypoxylon attenuatum ♀︎, imago

1. Antenne met 12 segmenten [9,10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, antenne met twaalf segmenten

2. Achterlijf met 6 segmenten [9,10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, achterlijf met zes segmenten

KOP

1. Afstand tussen ogen op kruin (l1) groter dan afstand tussen ogen ter hoogte clypeus (l2) [9,10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, afstand tussen ogen op kruin (l1) groter dan afstand tussen ogen ter hoogte clypeus (l2)

2. Voorhoofd (frons): zonder door lijsten begrensd schildachtig vlak [10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, voorhoofd zonder door lijsten begrensd schildachtig vlak

3. Voorhoofd: midden kiel zwak verhoogd boven antenne implanten, en profil geen duidelijke knik naar voorhoofd lijn [10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, midden kiel zwak verhoogd boven antennen inplanten, en profil geen duidelijke knik naar voorhoofd lijn

4. Clypeus: voorrand midden voorlob zwak uitgetrokken [9,10,11], met stompe, afgeronde [9], zijhoeken [10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, clypeus voorrand midden voorlob zwak uitgetrokken, met stompe zijhoeken

5. Occipitaallijst: onder niet verbreed [9,10]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, occipitaal kiel onder niet verbreed

6. Kop: bovenste deel achterhoofd spaarzaam aanliggend behaard [10]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, bovenste deel achterhoofd spaarzaam aanliggend behaard

BORSTSTUK

1. Bovenzijde borststuk (mesonotum): mat [10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, mesonotum mat

2. Pronotum: achterrand zwart [9,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, achterrand pronotum zwart

3. Voorpoot: scheen (tibia) en tarsen zwart [9,10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, voorpoot scheen en tarsen zwart

ACHTERLIJF

1. Lengte tergiet 1 ongeveer zo lang als gecombineerde lengte tergieten 2 en 3 [9,10,11]

Trypoxylon attenuatum ♀︎, lengte tergiet 1 ongeveer zo lang als gecombineerde lengte tergieten 2 en 3




1. Antenne met 13 segmenten [9,10,11]

2. Achterlijf met 7 segmenten [9,10,11]

KOP

1. Afstand ogen op kruin (l1) ongeveer even groot als de afstand tussen de ogen ter hoogte van clypeus (l2) [9,10,11]

2. Voorhoofd (frons): zonder door lijsten begrensd schildachtig vlak [10,11]

3. Voorhoofd: midden kiel zwak verhoogd boven antenne implanten, en profil geen duidelijke knik naar voorhoofd lijn [10,11]

4. Occipitaallijst: onder niet verbreed [9,10,11]

5. Antenne: aan einde nauwelijks verdikt [11]

6. Antenne: laatste lid zo lang als de vier voorgaande leden samen

BORSTSTUK

1. Bovenzijde borststuk (mesonotum): mat [10,11]

2. Pronotum: achterrand zwart [9,10,11]

3. Voorpoot: scheen (tibia) en tarsen zwart [9,10,11]

ACHTERLIJF

1. Lengte tergiet 1 duidelijk korter dan gecombineerde lengte tergieten 2 en 3 [9,10,11], soms iets minder [11].

2. Genitaal: apicale deel parameren niet dieper gespleten dan haak van aedoegus [10]; gonostyle slechts over 1/3 van zijn lengte gespleten [9]

3. Genitaal: basis parameren met lange rechte borstelharen [10]



Literatuur

1 Nederlands Soortenregister

2 Waarneming.nl

3 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.

4 Breugel, P. van 2014. Gasten van bijenhotels. – EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & Naturalis Biodiversity Center, Leiden.

5 Blösch, M. (2000). Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208

6 Asís, J. D., Tormos, J., & Gayubo, S. F. (1994). Biological Observations on Trypoxylon attenuatum and Description of Its Mature Larva and Its Natural Enemy Trichrysis cyanea (Hymenoptera: Sphecidae, Chrysididae). Journal of the Kansas Entomological Society, 67(2), 199–207. http://www.jstor.org/stable/25085509

7 ABRAHAM, R. Zur Biologie von Trypoxylon attenuatum Smith, 1851 und T. figulus (Linnaeus, 1758)(Hymenoptera: Sphecidae). Entomologische Mitteilungen aus dem Zoologischen Museum Hamburg, 1982.

8 WOYDAK, Horst. Hymenoptera Aculeata Westfalica Familia: Sphecidae (Grabwespen), 1996, 3-135.

9 KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht, 1996, 1-130. + KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1999.

10 JACOBS, H. J (2007): Die Grabwespen Deutschlands Ampulicidae. Sphecidae, Crabronidae–Bestimmungsschlüssel in Blank, SM & Taeger, A (Hrsg): Die Tierwelt Deutschlands und der angrenzenden Meeresteile nach ihren Merkmalen und nach ihrer Lebensweise, Hymenoptera III–Keltern, Goecke & Evers, 79: 1-207.

11 Hermann Dollfuss, "Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord- und Zentraleuropas (Hymenoptera, Sphecidae) mit speziellen Angaben zur Grabwespenfauna Österreichs", Publikation der Botanischen Arbeitsgemeinschaft am O.Ö.Landesmuseum Linz, LINZ, 20. Dezember 1991

12 LOMHOLDT, O. 1975-1976; 1984 (2. Auflage). The Sphecidae (Hymenoptera) of Fennoscandia and Denmark. Fauna Entomologica Scandinavica, 4.1: 2.

13 DANKS, Hugh V. Biology of some stem‐nesting aculeate Hymenoptera. Transactions of the Royal Entomological Society of London, 1971, 122.11: 323-395.

14 ASÍS, Josep D., et al. The significance of the vestibular cell in trap nesting wasps (Hymenoptera: Crabronidae): Does its presence reduce mortality?. Journal of insect behavior, 2007, 20.2: 289-305.

15 POVOLNY, D. The flesh-flies of Central Europe (Insecta, Diptera, Sarcophagidae). Spixiana supplement, 1997, 24: 1-260.

16 FITTON, Michael Geoffrey. A catalogue and reclassification of the Ichneumonidae (Hymenoptera) described by CG Thomson. 1982.

17 TORMOS, J., et al. Ecology of crabronid wasps found in trap nests from Spain (Hymenoptera: Spheciformes). Florida Entomologist, 2005, 88.3: 278-284.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *