Spilomena troglodytes♂︎

Laatst bijgewerkt: 25 december 2024


Zeldzaam

Soort Spilomena troglodytes
Genus SPILOMENA
Familie PEMPHREDONIDAE



Ecologische rol Roofdier + bestuiver

Voltinisme Bivoltien
Activiteit
janfebmaaaprmeijunjulaugsepoktnovdec

Waarnemingen
2021-VI-08
Maanden
janfebmaaaprmeijunjulaugsepoktnovdec
Jaren
2021

Neststrategie Hypergeïsch
Nestarchitectuur Broedcellen
Nestdiameters (mm)
123456789101112131415




Laatste wijzigingen:
2024/12/25: nestdiameters en voltinisme bijgewerkt


Officiële naam

Synoniemen

Spilomena troglodytes [Soortenregister]

Spilomena vagans

zie meer op: www.gbif.org

Etymologie

troglodytes

Grieks: holbewoner

Spilomena troglodytes ♂︎

INHOUD

1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning

1. VERSPREIDING

Spilomena troglodytes is een zeldzame wesp [Waarneming.nl] die verspreid door Nederland voorkomt [Peeters et al. 2004],[Klein 1999] met uitzondering van de kust provincies en de waddeneilanden [Peeters et al. 2004]. Het is de algemeenste vertegenwoordiger van dit genus in Nederland [Klein 1999].

2. GEDRAG

2.1. ACTIVITEIT

De soort is actief van begin juni tot half september [Peeters et al. 2004].

Mannetjes kunnen vaak zwermend rond struiken en bomen worden aangetroffen [Peeters et al. 2004],[Lomholdt 1984].

2.2. ONTWIKKELING

Nest

De vrouwtjes nestelen in bestaande holtes [Peeters et al. 2004],[Bohart & Menke 1976],[Blösch 2000],[Klein 1999],[Lomholdt 1984] in oud hout [Bohart & Menke 1976],[Blösch 2000],[Klein 1999],[Lomholdt 1984], twijgen [Bohart & Menke 1976] en verlaten vraatgangen van kevers [Klein 1999],[Lomholdt 1984] hebben de voorkeur [Lomholdt 1984], vooral van klopkevers Anobium sp. (Anobiidae) [Peeters et al. 2004],[Lomholdt 1984] (Anobium rufipes [Vikberg 2000], Microbregma emarginatum [Vikberg 2000]). Ze knaagt ook zelf gangen in het merg van planten stengels [Peeters et al. 2004].

De bestaande gangen worden schoongemaakt voor ingebruikname [Peeters et al. 2004],[Lomholdt 1984]. Geknaagde gangen zijn 4-12cm lang [Blösch 2000]. De nestgangen hebben een diameter van 1,0-2mm [Blösch 2000],[Danks 1971],[Schneider 1991] en een lengte van 3,5-6 mm [Danks 1971].

In de broedgang worden de broedcellen in rijen aangelegd [Peeters et al. 2004],[Blösch 2000],[Lomholdt 1984]. De broedcellen worden gescheiden met een 1-2mm dikke wand van houtpulp [Blösch 2000] of een 0,2-7mm wig-vormige plug van merg [Danks 1971]. Iedere broedcel bevat 50-60 tripsen [Peeters et al. 2004],[Lomholdt 1984]. De cellen van vrouwtjes en mannetjes hebben een gelijke grootte [Danks 1971].

Elke gevulde nest wordt afgesloten met een prop houtknaagsel dat met het achterlijf wordt aangestampt [Peeters et al. 2004]. De buitenste laag wordt versterkt met speeksel dat uithardt [Peeters et al. 2004] tot een enigszins glimmende schijf [Lomholdt 1984].

Vrouwtjes vinden hun nest op basis van reukvermogen waardoor ze vaak enige tijd nodig hebben om het nest terug te vinden na terugkomst van de jacht, wat typisch lijkt voor het geslacht Spilomena [Blösch 2000],[Lomholdt 1984]. Ze verkennen dan een groter oppervlak rond de plek waar het nest ongeveer moet zijn totdat ze het hebben geroken met de antennen [Blösch 2000]

Ontwikkeltijd

Ontwikkeltijd van de relatief grote (1,25 mm), zwak worstachtig gekromde [Lomholdt 1984] eieren is onbekend. De mat witte cocons zijn aan de cell want gehecht en bezetten vrijwel de volledige lengte van de cel [Danks 1971].

Ontwikkeling geslachten

De mannetjes en vrouwtjes nestcellen zijn willekeurig door de nestgang verspreid [Blösch 2000]. Daarbij zijn er meer vrouwtjes cellen dan mannetjes wat een groter aantal vrouwtjes oplevert in een verhouding van 2:1 [Blösch 2000],[Danks 1971].

2.3. BIJENHOTEL

Zowel de mannetjes als de vrouwtjes zijn te vinden op en rond de bijenhotels. Vrouwtjes maken gebruik van de kunstmatige nestblokken om te nestelen.
Uit eigen observatie vermoed ik dat mannetjes de nestgangen ook gebruiken om te overnachten, zie hier.

2.4. PARING

De soort is bivoltien [Schneider 1991].

2.5. JACHT

De prooi wordt met de kaken naar het nest vervoerd [Bohart & Menke 1976],[Lomholdt 1984].

3. PLANT RELATIES

3.1. HOUTSOORTEN

In de literatuur worden de volgende houtsoorten genoemd als medium waarin de wesp haar nest maakt:

Adoxaceae
(Muskuskruidfamilie)

Sambucus (Vlier) [Danks 1971]
Betulaceae
(berkenfamilie)

Alnus (Els) [Peeters et al. 2004]

Betula (Berk) [Peeters et al. 2004]

Carpinus (Haagbeuk) [Peeters et al. 2004]
Pinaceae
(Dennenfamilie)

Picea
Picea abies (Fijnspar) [Vikberg 2000]
Rosaceae
(Rozenfamilie)

Crataegus (Meidoorn) [Peeters et al. 2004]

Rubus (Braam) [Van Lith 1955],[Danks 1971]
Salicaceae 
(Wilgenfamilie)
Salix (Wilg) [Peeters et al. 2004]
Sapindaceae
(Zeepboomfamilie)

Aesculus (Paardenkastanje)
Witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) [Vikberg 2000]
Tabel 3.1-1: houtsoorten gebruikt als nest substraat

Ook hekpaaltjes [Peeters et al. 2004] of rieten daken [Lomholdt 1984] kunnen ook gebruikt worden.

3.2. VOEDSELPLANTEN

Mannetjes voeden zich met honingdauw dat van bladeren wordt gelikt.
In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd:

Schermbloemenfamilie
(Apicaceae)
Peucedanum [Blösch 2000]

Foeniculum [Blösch 2000]

Angelica [Blösch 2000]
Angelica archangelica [Blösch 2000]
Tabel 3.2-1: Voedselplanten in Nederland

4. PROOI RELATIES

De soort gebruikt hoofdzakelijk de larven van tripsen (Thysanoptera) voor haar broed [Peeters et al. 2004],[Bohart & Menke 1976],[Blösch 2000],[Klein 1999],[Lomholdt 1984]. Er zijn observaties waarin de soort ook bladvlooien (Psyllidae) nimfen gebruikt [Bohart & Menke 1976] en vermelding van het gebruik van de nimfen van dopluizen (Coccidae) en bladluizen (Aphidoidea) [Bohart & Menke 1976].


In de literatuur worden de volgende in Nederland [Soortenregister] voorkomende soorten genoemd:

Aphidoidea (Bladluizen) [Bohart & Menke 1976],[Blösch 2000]
Coccidae (Dopluizen) [Bohart & Menke 1976],[Blösch 2000]
Psyllidae (Bladvlooien) [Bohart & Menke 1976]
Thysanoptera (Tripsen) [Bohart & Menke 1976]
Tabel 4-1: Prooisoorten in Nederland

Prooisoorten buiten Nederland:

Tabel 4-2: Prooisoorten buiten Nederland

5. PARASITAIRE RELATIES

In de literatuur worden de volgende in Nederland [Soortenregister] voorkomende soorten genoemd:

Hymenoptera
(Wespen)
Ichneumonidae (Sluipwespen)

Neorhacodes
Neorhacodes enslini [Peeters et al. 2004],[Danks 1971],[Jacobs 2007],[Lomholdt 1984]


Chalcidoidea (Bronswespen)

Torymidae

Torumus
Torymus armatus [Peeters et al. 2004],[Danks 1971 (als Diomorus armatus)]
Diptera
(Vliegen)

Chloropidae (Halmvliegen)

Oscinella
Oscinella nigerrima [Bohart & Menke 1976]
Tabel 5-1: Parasitaire soortrelaties in Nederland

Parasitaire soorten buiten Nederland:

Tabel 5-2: Parasitaire soortrelaties buiten Nederland

6. HERKENNING

Lengte mannetjes: 2 – 3 mm
Lengte vrouwtjes: 2,5 – 3 mm

Genus

Het genus Spilomena is te herkennen aan:

1.  Voorvleugel: met twee submarginaal cellen [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, Spilomena: voorvleugel met twee submarginaal cellen

2. Voorvleugel: submarginaal cel 2 niet gesteeld [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, Spilomena: tweede submarginaal cel niet gesteeld

3. Voorvleugel: pterostigma groot en bijna halfrond [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, Spilomena: voorvleugel met groot, bijna halfrond pterostigma

4. Voorvleugel: radiaal cel langer dan pterostigma [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, Spilomena: voorvleugel; lengte stigma kleiner dan lengte radiaal cel

5. Voorvleugel: radiaal cel gespitst [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, Spilomena: voorvleugel radiaal cel gespitst

6. Voorvleugel: met één discoidaal cel [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, Spilomena: voorvleugel met één discoidaal cel

7. Borststuk: notauli bereiken achterrand mesonotum niet [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

8. Achterlijf: Eerste achterlijfsegement niet steelvormig [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, Spilomena: eerste achterlijfssegment niet steelvormig

9. Achterlijf: geheel zwart [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, Spilomena: achterlijf geheel zwart



1. Antenne met 12 segmenten [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

2. Achterlijf met 6 segmenten [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

KOP

1. Clypeus: gelijkmatig gerond [Bitsch 2022],[Jacobs 2007]

2. Kaak: meestal lichtbruin, zelden donkerbruin [Bitsch 2022],[Jacobs 2007]

3. Vertex: ratio afstand tussen achterste ocellen (OOL) : afstand achterste ocelle oogrand (POL) = 1,4 – 2,0 (hier ±1,4) [Jacobs 2007],[Dollfuss 1991], POL:OOL = 0,48-0,77 [Bitsch 2022]

4. Achterhoofd: minder sterk ontwikkeld [Bitsch 2022],[Jacobs 2007]

BORSTSTUK

1. Scutellum: voorste scutellum groef smal en zonder dwarslijsten [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]

2. Mesonotum: achterrand zonder lengtegroefjes [Bitsch 2022],[Jacobs 2007]

3. Borststuk: vleugel aders bruin [Bitsch 2022],[Jacobs 2007]

4. Propodeum: rugveld propodeum niet door kiel begrensd, hoogstens aan de basis tussen de sculptuur netachtig [Bitsch 2022],[Jacobs 2007]

ACHTERLIJF

1. Tergum 6: met een dubbele lengte kiel [Bitsch 2022],[Jacobs 2007]



exemplaar voor foto identificatie gevangen op 10-vi-2021, lengte ±3mm

Spilomena troglodytes ♂︎
Spilomena troglodytes ♂︎
Spilomena troglodytes ♂︎
Spilomena troglodytes ♂︎
Spilomena troglodytes ♂︎, propodeum
Spilomena troglodytes ♂︎, propodeum

1. Antenne met 13 segmenten [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, antenne met 13 segmenten

2. Achterlijf met 7 segmenten [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, achterlijf met 7 segmenten

3. Gezicht en clypeus geel gevlekt, minstens de voorrand (hier gezicht en clypeus) [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, gezicht (F) en clypeus (C) geel gevlekt

KOP

1. Clypeus: voorrand niet of licht uitgesneden (hier licht uitgesneden) [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, voorrand clypeus licht ingebocht

2. Kaak: distaal met smalle roodbruine rand [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, kaak distaal met smalle roodbruine rand

3. Clypeus: geheel of bijna geheel geel [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999]

Spilomena troglodytes ♂︎, clypeus geheel of bijna geheel geel

4. Vertex: ratio afstand tussen achterste ocellen (OOL) : afstand achterste ocelle oogrand (POL) = 1,4 – 2,0 (hier ±1,4) [Jacobs 2007],[Dollfuss 1991], POL:OOL = 0,48-0,77 [Bitsch 2022]

Spilomena troglodytes ♂︎, ool = 1,4-2,0x pol

5. Antenne: antenneleden duidelijk ingesnoerd, kraal-achtig [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

6. Antenne: antennevlag donker, hoogstens aan binnenzijde min of meer roodbruin [Klein 1999]

Spilomena troglodytes ♂︎, antenneleden kraalachtig ingesnoerd

BORSTSTUK

1. Scutellum: voorste scutellum groef smal en zonder dwarslijsten [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]

Spilomena troglodytes ♂︎, Voorste scutellum groef smal, zonder dwarslijsten

2. Propodeum: rugveld niet door kiel begrensd [Bitsch 2022],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991], minstens aan de basis met een fijne netvormige rimpeling tussen de hoofd sculptuur [Jacobs 2007]

Spilomena troglodytes ♂︎, dorsaal veld propodeum niet door kiel omgeven, minstens aan basis met fijne netvormige rimpeling tussen de hoofd sculptuur

3. Middenpoot: doorn tibia 2 met normale lengte [Bitsch 2022]

ACHTERLIJF

geen specifieke kenmerken



Literatuur

Bitsch 2022 Bitsch, J., 2022. Hyménoptères sphéciformes d'Europe: Systématique (3e partie) : Pemphredoninae et Philanthinae. France: Fédération française des sociétés de sciences naturelles.

Blösch 2000 Blösch, M., 2000. Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208

Bohart & Menke 1976 Bohart, R.M. & Menke A.S., 1976. Sphecid wasps of the world: a generic revision. - University of California Press, 695 p.

Danks 1971 Danks, H.V., 1971. Biology of some stem‐nesting aculeate Hymenoptera. Transactions of the Royal Entomological Society of London, 122.11: 323-395.

Dollfuss 1991 Dollfuss, H., 1991. Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord-und Zentraleuropas. Stapfia, 24, 1-247.

Jacobs 2007 Jacobs, H.J., 2007. Die Grabwespen Deutschlands Ampulicidae. Sphecidae, Crabronidae–Bestimmungsschlüssel in Blank, SM & Taeger, A (Hrsg): Die Tierwelt Deutschlands und der angrenzenden Meeresteile nach ihren Merkmalen und nach ihrer Lebensweise, Hymenoptera III–Keltern, Goecke & Evers, 79: 1-207.

Klein 1999 Klein, W., 1999 De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1-37. + Klein, W., 1996. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, 1-130.

Lomholdt 1984 Lomholdt, O., 1984. The Sphecidae (Hymenoptera) of Fennoscandia and Denmark. Fauna Entomologica Scandinavica, 4.1: 2.

Peeters et al. 2004 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.

Schneider 1991 Schneider, N., 1991. Contribution à la connaissance des Arthropodes rubicoles du Grand-Duché de Luxembourg. Bull. Soc. Natur. Luxembourg, 92, 85-119.

Soortenregister Nederlands Soortenregister

Van Lith 1955 Van Lith, J. P., 1955. De Nederlandse Spilomena-soorten (Hym. Sphecidae). Entomologische Berichten, 15(24), 525-527.

Vikberg 2000 Vikberg, Vi,. 2000. A re-evaluation of five European species of Spilomena with a key to European species and relevance to the fauna of North Europe, especially Finland (Hymenoptera : Pemphredonidae). Entomologica Fennica. 11. 35-55. 10.33338/ef.84044.

Waarneming.nl Waarneming.nl

Citatie

Krischan, O.R., 2025. Spilomena troglodytes. Kerfdier, www.kerfdier.nl. Geraadpleegd op 18 maart 2025.



Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *