In de tuin staan een aantal oude bijenhotel nestblokken die nu dienst doen als ondersteuning voor een grote plantenbak en als potentieel nestmateriaal voor graafwespen. Ik had een Ectemnius vrouwtje onder een van de blokken zien verdwijnen en zat nu op wacht om haar bij verschijnen vast te leggen. Toen viel mee een spinnendoder op die op het blok hout landde en onder de daarop staande plantenbak verdween. Even later landde ze weer op het blok en verdween ook dit keer onder de plantenbak. Nu had ze mijn aandacht.
Bij de volgende landing was duidelijk dat ze iets vervoerde tussen haar kaken. Afgaande op de geheel zwarte kleur van de wesp kon dit de Metselspinnendoder (Auplopus carbonarius) [1] zijn, een soort die leem gebruikt om broedcellen van te construeren, wat het waarschijnlijk maakt dat de getransporteerde substantie modder was.
Na een aantal moddervluchten bleef ze lang weg en ging mijn aandacht terug naar het Ectemnius vrouwtje.
Plots verscheen ze weer en landde op de lege zaklamp waarmee ik had gedacht onder de plantenbak te kijken. Het was duidelijk dat ze een spin bij zich had, wat een Zwartrugrenspin (Philodromus dispar) blijkt te zijn (det: Frank van de Putte).
Na enige tijd verscheen de wesp weer en startte ze met het verzamelen van modder. Eerst wordt de gevulde broedcel gedicht en daarna start de constructie van de volgende broedcel [2].
Bij het verwerken van de foto’s viel me het bronswespje op dat meelift op de spin. Dat wespje zit op alle foto’s en is dus bewust meegelift met de Metselspinnendoder die de spin met lifter meenam het nest in, wat de vraag doet rijzen op wie ze parasiteert: de spin of de wesp? Ik heb hier geen informatie over kunnen vinden.
Via het Waarneming forum kreeg ik informatie over het geslacht Chaenotetrastichus. Hierop doorzoekend in de literatuur blijkt dat binnen dit geslacht wereldwijd een aantal soorten als parasiet is waargenomen op Auplopus [3,4,5,8]. Specifiek worden C. semiflavus [3,4,5,6] en C. grangeri [6,7] genoemd in relatie tot Auplopus carbonarius, de eerste als gregair parasitoïde [5]. In Nederland komt in ieder geval de soort C. grangeri voor [1].
Dat gezegd hebbende, alhoewel de kleur overeenkomt met de twee genoemde Chaenotetrastichus soorten is de wesp in de foto’s onvoldoende duidelijk gearticuleerd en daarmee is het gissen naar de familie / geslacht.
Literatuur
1 Nederlands Soortenregister2 KURCZEWSKI, Frank E.; O'BRIEN, Mark. Auplopus carbonarius, a Palearctic spider wasp, extends its range to Michigan (Hymenoptera: Pompilidae). The Great Lakes Entomologist, 1991, 24.3: 10.
3 VIDAL, S. Redescription and first record from Europe of the North American species Chaenotetrastichus semiflavus Girault, 1917 (Hymenoptera, Chalcidoidea: Eulophidae). Entomofauna, 1996, 17: 149-152.
4 La Salle, John. (1994). North American genera of Tetrastichinae (Hymenoptera: Eulophidae). Journal of Natural History. 28. 10.1080/00222939400770091.
5 ASKEW, R. R., et al. Chaenotetrastichus semiflavus (Girault)(Hymenoptera: Eulophidae, Tetrastichinae), a genus and species new to Britain. Entomologist's Monthly Magazine, 2014, 150.1796-98: 43-45.
6 Noyes, J.S. 2021 Universal Chalcidoidea Database. World Wide Web electronic publication. http://www.nhm.ac.uk/chalcidoids
7 Soortenbank.nl 2021
8 Marinho, Diego & Vivallo, Felipe. (2020). Notes on the bionomy of two spider wasp species in an urban forest fragment in Brazil. Papéis Avulsos de Zoologia (São Paulo). 60. e20206055. 10.11606/1807-0205/2020.60.55.