Crossocerus annulipes♀︎♂︎

Laatst bijgewerkt: 24 maart 2024


Algemeen

SOORT: Crossocerus annulipes
GENUS CROSSOCERUS
FAMILY CRABRONIDAE



WAARNEMING:
2024-VI-222023-IX-302022-VIII-202022-VI-162021-VI-272021-VI-122021-IX-072020-IX-252020-IX-202016-V-28

JAREN:
201620202021202220232024

MAANDEN:
janfebmaaaprmeijunjulaugsepoktnovdec


Officiële naam

Synoniemen

Crossocerus annulipes [1]

Blepharipus annulipes
Blepharipus ambiguus
Coelocrabro ambiguus
Crabro ambiguus

zie meer op: www.gbif.org

Etymologie:

annulipes

Latijn: met ring-vormige voet

Crossocerus annulipes ♂︎

INHOUD

1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning

1. VERSPREIDING

Crossocerus annulipes is een niet algemene wesp [2] die verspreid door Nederland voorkomt [3,9] , maar ontbreekt in weide en polder gebieden en op de Waddeneilanden [9].

2. GEDRAG

2.1. ACTIVITEIT

De soort is actief van eind april tot half oktober [3].

2.2. ONTWIKKELING

Nest

De vrouwtjes maken hun nesten rottende boomstammen en boomstronken [4,5]. De nesten worden gemaakt door ze zelf uit te knagen of een kever te gebruiken die verder wordt uitgebreid [5]. Na 5-10 cm vertakt de hoofdgang in zijgangen [4]. De nestgangen zijn ongeveer 3 tot 5 cm diep en bevinden zich in een gang niet meer dan twee broedcellen [5] die gevuld worden met 12 tot 25 prooidieren [4,5], meestal met 16 [4]. Wanneer de broedcel is gevuld wordt er één ei gelegd [14]. Het nest kan 12-20 broedcellen bevatten [4].
Elke gevulde broedcel wordt afgesloten met een prop houtpulp [4,14].

Ontwikkeltijd

Ontwikkeltijd van de kleine (1,2×0,3 mm) [14] witte [14] eieren is onbekend.

2.3. BIJENHOTEL

De mannetjes zijn te vinden op en rond de bijenhotels. Regelmatig betrekken ze een nestgang om naar buiten te staren en ik vermoed dat ze ook in het hotel overnachten.
De vrouwtjes nestelen in vermolmd hout en ondanks dat ze soms wel interesse tonen heb ik ze nog niet in een voorgeboorde nestgang zien nestelen. Wel hadden in 2020, 3 vrouwtjes hun nestjes uitgegraven in een diepe barst in de zijkant van een nestblok. Er lag een berg zaagsel voor de ingang waarvan op momenten weer zaagsel door de wesp mee naar binnen werd genomen, naar ik aanneem om een afgevulde gang mee op te vullen. Het zaagsel werd met de kaken getransporteerd. Ik heb de wespen volwassen dwergcicaden (Cicadellidae) naar binnen zien brengen.
Eén van de wespen is gevangen voor identificatie.

Crossocerus annulipes ♀︎, gaat nest op zijkant bijenhotel nestblok binnen
Crossocerus annulipes ♀︎, nest verlatend

2.4. PARING

De meeste Crabronidae vrouwtjes produceren één generatie per jaar [8].

2.5. JACHT

De prooi wordt buik aan buik vervoerd naar het nest [14].

3. PLANT RELATIES

3.1. HOUTSOORTEN

In de literatuur worden de volgende houtsoorten genoemd als medium waarin de wesp haar nest maakt:

Platanus (Plataan) [5]
Prunus (Perzik) [14]
Quercus (Eik) [5]
Ulmus (Iep) [5,13]

3.2. VOEDSELPLANTEN

De volwassen wespen voeden zich met nectar. In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd:

Schermbloemenfamilie [4]
(Apicaceae)

Tuinsoorten

In de tuin staan schermbloemigen maar ik heb de soort daarop nog niet foeragerend waargenomen.

4. PROOI RELATIES

De soort heeft geen prooi voorkeur [9].
In de literatuur worden de volgende in Nederland [1] voorkomende soorten genoemd:


Auchenorrhyncha
(Cicaden)

Cicadellidae (Dwergcicaden) [4,12]
zowel volwassen als nimfen [8]

Alebra [6,14]
– Alebra albostriella [5]

Elymana
Elymana sulphurella [4]

Edwardsiana
– Rozecicade (Edwardsiana rosae) [5]

Empoasca [14]
Empoasca apicalis [6]
Empoasca fabae [8]

Eupteryx
Eupteryx aurata [4]

Eurhadina
Eurhadina concinna [6 ( als Eupteryx concinna ) ]

Kyboasca
Kyboasca bipunctata [5]

Ossiannilssonola [5]

Ribautiana
– Lepecicade (Ribautiana ulmi) [6 ( als Typhlocyba ulmi )]
Ribautiana tenerrima [6 ( als Typhlocyba tenerrima ) ]

Typhlocyba [5,14]
Typhlocyba quercus [6]
Diptera
(Vliegen) [7]
Hemiptera [12]
Heteroptera
(Wantsen)

Meridae (Blindwantsen) [4,12]
zowel volwassen als nimfen [8]

Psylloidea
(Bladvlooien)

Psyllidae [4,12]
Psylla [6]

Tuinsoorten

Geen van de genoemde prooisoorten zijn nog waargenomen in de tuin, wel zijn er veel Cicadellidae en Meridae.

5. PARASITAIRE RELATIES

Ik heb geen literatuur referenties kunnen vinden over in Nederland voorkomende nestparasieten van C. annulipes.

6. HERKENNING

Lengte mannetjes: 4,5 – 6 mm
Lengte vrouwtjes: 5 – 7 mm

Genus

Het genus Crossocerus is te herkennen aan:

1. Kleine tot middelgrote soorten, meestal kleiner dan 10mm (hier ±7 mm, vrouwtje) [10]

2.  Voorvleugel met één submarginale cel [9,10,11]

Crossocerus annulipes ♂︎, Crossocerus: voorvleugel met 1 submarginaal cel

3. Voorvleugel submarginaal cel en discoidaal cel gescheiden door ader [9,10,11]

Crossocerus annulipes ♂︎, Crossocerus: voorvleugel submarginaal cel en discoidaal cel gescheiden door ader

4. Lengte stigma korter dan lengte radiaal cel [9,11], stigma smal [11]

Crossocerus annulipes ♂︎, Crossocerus: lengte stigma (ls) korter dan lengte radiaal cel (Lr)

5. Adering achtervleugel duidelijk [11]

Crossocerus annulipes ♀, Crossocerus: adering achtervleugel duidelijk

6. Rugzijde borstuk (mesonotum) glad of gepuncteerd (hier gepuncteerd) [10]

Crossocerus annulipes ♀, Crossocerus: mesonotum glad of gepuncteerd (hier gepuncteerd)

7. Zijde borststuk (mesopleuron) glad of fijn en verspreid gepuncteerd [10,11] (hier fijn verspreid gepuncteerd)

Crossocerus annulipes ♀, Crossocerus: mesopleuron glad of fijn en verspreid gepuncteerd

8. Zijde borststuk (mesopleuron) zonder precoxale kiel (verticaulus) voor midden coxa, hoogstens met kleine uitstekende punt [10] (hier glad)

Crossocerus annulipes ♀, Crossocerus: mesopleuron zonder precoxale kiel, hoogstens met een uitstekende punt (hier glad)

9. Achterste deel zijde borststuk (metapleuron) geheel of gedeeltelijk glad, hoogstens met fijne strepen (hier geheel glad) [10]

Crossocerus annulipes ♀, Crossocerus: metapleuron geheel of gedeeltelijk glad, hoogstens met fijne strepen (hier glad)

10. Propodeum zonder uitsteeksels [9,11]
11. Dorsaalveld propodeum geheel of grootste deel glad, hoogstens zeer fijn gestreept (hier glad) [10,11]

Crossocerus annulipes ♀, Crossocerus: propodeum zonder uitsteeksels en dorsaalveld geheel of grootste deel glad, hoogstens zeer fijn gestreept (hier glad)

12. Binnenrand ogen sterk convergerend naar onder [9,10,11]
13. Binnenrand ogen niet ingesneden [9,11]

Crossocerus annulipes ♂︎, Crossocerus: binnenrand ogen sterk convergerend naar onder, ogen niet ingesneden

14. Afstand antenne-inplant tot oogrand kleiner dan diameter antenne-inplant [10,11]

Crossocerus annulipes ♂︎, Crossocerus: afstand antenne-inplant tot oogrand (l) kleiner dan diameter antenne-inplant (d)

15. Ocellen vormen scherpe gelijkzijdige driehoek [9,10,11], of bijna gelijkzijdig [11]

Crossocerus annulipes ♀, Crossocerus: ocellen vormen scherpe gelijkzijdige driehoek, of bijna gelijkzijdig

16. Eerste achterlijfssegement niet steelvormig [10]

Crossocerus annulipes ♀, Crossocerus: eerste achterlijfssegment niet steelvormig

17. Lengte tergiet maximaal 1,5x breedte apicaal [9,11]

Crossocerus annulipes ♀, Crossocerus: lengte tergiet 1 max 1,5x breedte apicaal

18. Abdomen geheel zwart of geel gevlekt (hier geheel zwart) [9,10,11]

Crossocerus annulipes ♀, Corssocerus: abdomen geheel zwart of met gele vlekken (hier geheel zwart)



Crossocerus annulipes ♀︎
Crossocerus annulipes ♀︎
Crossocerus annulipes ♀︎
Crossocerus annulipes ♀, propodeum

  1. Antenne met 12 segmenten [9,10,11]
Crossocerus annulipes ♀︎ Antenne met 12 segmenten

2. Achterlijf met 6 segmenten [9,10,11]

Crossocerus annulipes ♀︎, achterlijf met 6 segmenten

KOP

1. Clypeus, voorhoofd (frons) [9,10] en binnenrand ogen [11] zwart

Crossocerus annulipes ♀︎, clypeus, voorhoofd en binnenrand ogen zwart

2. Clypeus met twee duidelijke tanden [9,10,11]

Crossocerus annulipes ♀︎ clypeus met twee tanden
Crossocerus annulipes ♀︎ clypeus met twee tanden

3. Kaak apicaal 3-tandig, binnenrand meestal zonder tand (hier zonder tand) [9,10,11]

Crossocerus annulipes ♀︎ mandibel apicaal met 3 tanden, binnenrand meestal zonder tand

4. Occipitaal lijst aan einde gepunt [11]

Crossocerus annulipes ♀︎, occipitaallijst aan einde gepunt

BORSTSTUK

1. Pronotum hoeken afgerond [10,11]

Crossocerus annulipes ♀︎, pronotum hoeken afgerond

2. Dij voorpoot hoekig aan basis [11]

Crossocerus annulipes ♀︎, dij voorpoot hoekig aan basis

3. Buitenkant tarslid 1 voorpoot met duidelijke doornenrij [9,10,11]

Crossocerus annulipes ♀︎, buitenkant tarslid 1 voorpoot met duidelijke doornenrij

4. Rugveld propodeum door duidelijke groeve begrensd [9,11]

Crossocerus annulipes ♀︎, rugveld propodeum door duidelijke groeve begrensd

ACHTERLIJF

  1. Achterlijf zwart, hooguit pygidium roodbruin [9,10,11]
Crossocerus annulipes ♀︎, achterlijf zwart, hooguit pygidium roodbruin

2. Tergiet 2 en 3 zonder insnoering aan de basis [10,11]

Crossocerus annulipes ♀︎, tergiet 2 en 3 basaal niet ingesnoerd

3. Pygidium met concave zijden [9,10,11]
4. Pygidium glanzend en met scherpe randlijsten, niet 3-lappig [9,10,11]

Crossocerus annulipes ♀︎, pygidium glanzend met scherpe randlijsten en concave zijden, niet 3-lappig

5. Tergiet 6 met enkele haren naast pygidium [10,11]

Crossocerus annulipes ♀︎, tergiet 6 naast pygidium met enkele haren



Crossocerus annulipes ♂︎
Crossocerus annulipes ♂︎
Crossocerus annulipes ♂︎
Crossocerus annulipes ♂︎
Crossocerus annulipes ♂︎, propodeum


  1. Antenne met 13 segmenten [9,10,11]
Crossocerus annulipes ♂︎, antenne met 13 segmenten

2. Achterlijf met 7 segmenten [9,10,11]

Crossocerus annulipes ♀, achterlijf met 7 segmenten

KOP

1. Occipitaal lijst onder in duidelijke hoek uitlopend [10], in doorn uitegetrokken [9], breed met duidelijke tandje [11]

Crossocerus annulipes ♂︎, occipitaallijst onder uitlopend in duidelijk hoek

2. Laatste antenne segment apicaal afgeknot [10]

Crossocerus annulipes ♂︎, laatste antenne segment apicaal afgeknot

3. Clypeus zwart [11]

BORSTSTUK

1. Borststuk (thorax) geheel zwart [10]

Crossocerus annulipes ♂︎, thorax geheel zwart

2. Pronotum zijden zonder tand [11]

Crossocerus annulipes ♂︎, pronotum zijden zonder tand

3. Rugveld propodeum door groef begrensd [9,10]

Crossocerus annulipes ♂︎, dorsaalveld propodeum begrensd door groeve

4. Scheen (tibia) voorpoot naar top toe verbreed, met opgerichte borstels [10]

Crossocerus annulipes ♂︎, scheen naar top toe verbreed, met zijwaards gerichte haarborstels

5. Tarstlid 1 voorpoot vergroot enafgevlakt, duidelijk breder dan middenpoot tarslid 1 [10]

Crossocerus annulipes ♂︎, tarstlid I voorpoot vergroot en afgevlakt, duidelijk breder dan middenpoot tarslid I

6. Tarstlid 1 voorpoot verbreed, de twee volgende leden (2, 3) duidelijk verbreed en afgevlakt [9,10]

Crossocerus annulipes ♂︎, Tarstlid 1 voorpoot verbreed, de twee volgende leden (2, 3) duidelijk verbreed en afgevlakt

7. Tarslid voorpoot sterk verbreed, geel met 2 of 3 donkere vlekken [9,10,11]

Crossocerus annulipes ♂︎, tarslid 1 voorpoot sterk verbreed, geel met 2 of 3 donkere vlekken

Scheen (tibia) achterpoot:
8. Zwart [10]
9. Niet verdikt
10. Buitenkant vaak met lange duidelijke doorns [11]

Crossocerus annulipes ♂︎, scheen achterpoot zwart, niet verdikt, buitenkant vaak met lange doornen

11. Voorpoot trochanter en dij (femur) basis met hoekvormig uitsteeksel [11]

Crossocerus annulipes ♂︎, basis trochanter (t) en dij (f) voorpoot met hoekvormig uitsteeksel
Crossocerus annulipes ♂︎, dij voorpoot met hoekvormig uitsteeksel

ACHTERLIJF

1. Achterlijf geheel zwart [9,10,11]
2. Tergieten 2 en 3 zonder insnoering aan de basis [10,11]

Hier is er sprake van een lichte glooiing.
De tergieten van C. acanthophorus hebben zijlings gezien een duidelijke dorsale insnoering waardoor met name tergiet 1 er gebult uitziet.

Crossocerus annulipes ♂︎, tergieten 2 en 3 zonder insnoering aan basis

3. Tergiet 7 niet sterker gepuncteerd dan tergiet 6 [9,10]
[DOLLFUSS]: Tergiet 7 geen herkenbare punctering [11]



Literatuur

1 Nederlands Soortenregister

2 Waarneming.nl

3 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.

4 Blösch, M. (2000). Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208

5 MICHENER, Charles D. Notes on crabronine wasp nests. Journal of the Kansas Entomological Society, 1971, 44.3: 405-407.

6 Hamm, A. & Richards, O.. (2009). The biology of the British Crabronidae. Transactions of the Royal Entomological Society of London. 74. 297 - 331. 10.1111/j.1365-2311.1926.tb02241.x.

7 Ruchin, Alexander & Antropov, Alexander. (2019). Wasp fauna (Hymenoptera: Bethylidae, Chrysididae, Dryinidae, Tiphiidae, Mutillidae, Scoliidae, Pompilidae, Vespidae, Sphecidae, Crabronidae & Trigonalyidae) of Mordovia State Nature Reserve and its surroundings in Russia. Journal of Threatened Taxa. 11. 13195-13250. 10.11609/jott.4216.11.2.13195-13250.

8 KURCZEWSKI, F. E.; MILLER, R. C. Observations on some nests of Crossocerus (Blepharipus) A. Annulipes (Lepeletier and Brulle)(Hymenoptera: Sphecidae). Proceedings of the Entomological Society of Washington, 1986, 88.1: 157-162.

9 KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht, 1996, 1-130. + KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1999.

10 JACOBS, H. J (2007): Die Grabwespen Deutschlands Ampulicidae. Sphecidae, Crabronidae–Bestimmungsschlüssel in Blank, SM & Taeger, A (Hrsg): Die Tierwelt Deutschlands und der angrenzenden Meeresteile nach ihren Merkmalen und nach ihrer Lebensweise, Hymenoptera III–Keltern, Goecke & Evers, 79: 1-207.

11 Hermann Dollfuss, "Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord- und Zentraleuropas (Hymenoptera, Sphecidae) mit speziellen Angaben zur Grabwespenfauna Österreichs", Publikation der Botanischen Arbeitsgemeinschaft am O.Ö.Landesmuseum Linz, LINZ, 20. Dezember 1991

12 LOMHOLDT, O. 1975-1976; 1984 (2. Auflage). The Sphecidae (Hymenoptera) of Fennoscandia and Denmark. Fauna Entomologica Scandinavica, 4.1: 2.

13 FORMSTONE, Bryan; HOWE, Mike. Brownfield sites and their value for invertebrates–A survey of selected sand quarries in north-east Wales in 2013: Borras Quarry and Marford Quarry.

14 Bohart, R.M. & A.S. Menke, 1976. Sphecid wasps of the world: a generic revision. - University of California Press, 695 p.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *