Gelis spurius♀︎

Laatst bijgewerkt: 30 november 2024


Algemeen

Soort Gelis spurius
Genus GELIS
Familie ICHNEUMONIDAE (Sluipwespen)



Ecologische rol Idiobionte ectoparasitoïde
Voltinisme Multivoltien
Activiteit
janfebmaaaprmeijunjulaugsepoktnovdec

Waarnemingen
2021-VIII-242021-II-28
Maanden
janfebmaaaprmeijunjulaugsepoktnovdec
Jaren
2021


Officiële naam

Synoniemen

Gelis spurius [Soortenregister]

Pezomachus spurius [Schwarz 1995]

zie meer op: www.gbif.org

Gelis spurius ♀︎

INHOUD

1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Parasitaire relaties
5. Herkenning

1. VERSPREIDING

De sluipwesp Gelis spurius is een algemene wesp in Nederland [Waarneming.nl].

2. GEDRAG

2.1. ACTIVITEIT

De vrouwtjes kunnen het hele jaar door gevonden worden en overwinteren als volwassenen [Schwarz 1998].

Het exemplaar gebruikt in deze post was in februari gevangen, zie hier.

Vermoedelijk heeft is de soort multivoltine [Schwarz 1998].

2.2. ONTWIKKELING

De soort is een idiobionte ectoparasitoïde die zowel als primaire of secundaire pseudohyperparasitoïde kan optreden op sluipwespen en schildwespen [Schwarz 1998],[Schwarz 2002].

3. VOEDSELPLANTEN

De volwassen wespen voeden zich ook met nectar en honingdauw [Schwarz 1998]. Bloembezoek is slechts onder bepaalde weersomstandigheden waargenomen, zoals bij motregen of zwoel weer, en is waarschijnlijk ondergeschikt aan het oplikken van honingdauw en vocht van bladeren [Schwarz 1998]. Mogelijk eten ze ook stuifmeelkorrels die vast geplakt zitten op de plakkerige oppervlakken van harige bladeren [Schwarz 1998].

In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd in de context van het oplikken van voedsel en vocht, en mogelijk stuifmeel:

Berkenfamilie
(Betulaceae)
Corylus avellana (Hazelaar) [Schwarz 1998]
Alnus alnobetula (Groene els) [Schwarz 1998]
Brandnetelfamilie
(Urticaceae)
Urtica dioica (Grote brandnetel) [Schwarz 1998]
Tabel 3.2-1: Voedselplanten in Nederland

Voeden in gevangenschap

Om de wesp goed te kunnen fotograferen heb ik haar gevangen gehouden en twee maal daags gevoed met een watje water en een watje suikerwater.

Na twee weken (9 maart) was de wesp ontsnapt tijdens een foto sessie en kon ik haar niet meer terug vinden. Maar na enige tijd zag ik haar zitten op een droog watje dat ergens op het bureau lag en ze probeerde duidelijk er uit te drinken. Blijkbaar is ze tijdens haar langere gevangenschap geconditioneerd op de watjes.

4. PARASITAIRE RELATIES

Gelis spurius wordt in verband gebracht met als pseudohyperparasitoide op Ichneumonidae en Braconidae en is gevonden in / gekweekt uit een brede gastheer waaier.
In de literatuur worden de volgende in Nederland voorkomende soorten genoemd, inclusief de primaire gastheer (hyperparasitisme):

Vliegen
(Diptera)
Bladvliegen (Lauxaniidae)
Sapromyza [Schwarz 2002]

Boorvliegen (Tephritidae)
Rhagoletis
Rhagoletis alternata [Schwarz 2002]
Vlinders
(Lepidoptera)
Langsprietmotten (Adelidae)
Adela
– Smaragdlangsprietmot (Adela reaumurella) [Schwarz 2002]
of
Witvlekmotten (Incurvariidae)
Incurvaria
– Berkenbladsnijdermot (Incurvaria pectinea) [Schwarz 2002]

Zakjesdragers (Psychidae)
Dahlica [Schwarz 2002]

Psyche
– Gewone zakdrager (Psyche casta) [Schwarz 2002]
Wespen
(Parasitica)
Schildwespen (Braconidae)
Apanteles [Schwarz 2002]

Coeloides
Coeloides scolyticida [Schwarz 2002],[Schwarz & Shaw 1999] parasiet op:
Grote iepenspintkever (Scolytus scolytus) of
Kleine iepenspintkever (Scolytus multistriatus)

Microplitis
Microplitis mandibularis [Schwarz 2002],[Schwarz & Shaw 1999] parasiet op Noctuidae

Sluipwespen (Ichneumonidae)
Hyposoter [Schwarz 2002] parasiet op:
Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia)
Tabel 5-1: Parasitaire soortrelaties in Nederland

Parasitaire soorten buiten Nederland:

Tabel 5-2: Parasitaire soortrelaties buiten Nederland

5. HERKENNING

Lengte: 1,8 – 4,4 mm

Vrouwtjes zijn apteer [Schwarz 20024].
Mannetjes zijn brachypteer of macropteer [Schwarz 2002].

Genus

Het genus Gelis is te herkennen aan:

1.  Achterlijf: terga 2 en 3 volledig gescheiden, of slecht gedeeltelijk of onduidelijk versmolten [Schwarz 1995] (hier duidelijk gescheiden)

Gelis spurius ♀︎, Gelis: 2e en 3e tergiet duidelijk gescheiden

2. Achterlijf: tergum 1 met of zonder dorsaal laterale lijsten [Schwarz 1995] (hier met lijsten)

Gelis spurius ♀︎, Gelis: dorsaal lateraal lijsten tergiet 1 duidelijk

3. Achterlijf: tergum 1 niet of zelden apicaal gestreept [Schwarz 1995] (hier niet gestreept)

Gelis spurius ♀︎, Gelis: tergiet 1 apicaal niet gestreept

4. Achterlijf: als tergum 1 apicaal gestreept dan laterotergiet van 2e achterlijfssegment gescheiden en breed [Schwarz 1995] (Hier niet het geval)

Gelis spurius ♀︎, Gelis: laterotergiet achterlijfssegment 2 niet gescheiden van tergiet


Gelis spurius ♀︎
Gelis spurius ♀︎
Gelis spurius ♀︎
Gelis spurius ♀︎
Gelis spurius ♀︎, propodeum
Gelis spurius ♀︎, ovipositor

KOP

1. Kop zwart [Schwarz 2002]
2. Antenne: antennevlag segmenten basaal of helemaal oranje- tot geelbruin [Schwarz 2002]
3. Scapus: (antenne segment 1) zelden deels donker gekleurd [Schwarz 2002]
3. Antenne: met 16-19 segmenten [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, antennen met 16-19 segmenten (hier 19)

4. Antenne: segment 3 is 2,2-2,5x langer dan breed (hier 2,4x) (lateraal aanzicht) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, antenne segment 3 lengte (l) = 2,2-2,5x breedte (w) (hier ±2,4x)

5. Antenne: segment 7 is 1,1-1,6x langer dan breed (hier 1,6x) (lateraal aanzicht) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, antenne segment 7 lengte (l) = 1,1-1,6x breedte (w) (hier ±1,6x)

6. Kop: structuur korrelig [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, kop korrelig

7. Ocelli: afstand tussen achterste ocellen ( OOL ) is ongeveer 0,7-1,2x de afstand tussen achterste ocel en oog rand ( POL ) [Schwarz 2002] (hier ±1,2x)

Gelis spurius ♀︎, ratio lengte tussen achterste ocellen (ool) : lengte tussen achterste ocelle en binnenrand oog (pol) = 0,7-1,2

8. Kop: achter ogen matig sterk tot zwak versmald [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, kop achter ogen matig sterk tot zwak versmald

9. Voorhoofd (frons): dicht behaard, fijn tot zeer fijn gepuncteerd [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, voorhoofd (frons) dicht behaard, fijn tot zeer fijn gepuncteerd

10. Wangen: 1,0-1,2x langer dan breedte kaakbasis, 1,5x bij kleine exemplaren (hier ±1,0x) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, wangen 1,0-1,2x breedte kaakbasis, 1,5x bij kleine exemplaren (hier ±1x)

11. Wangen: wanggroef ontbreekt of zeer zwak ontwikkeld [Schwarz 2002] (hier zwak ontwikkeld)

Gelis spurius ♀︎, wanggroef zwak ontwikkeld
Gelis spurius ♀︎, wanggroef zwak ontwikkeld

12. Clypeus: zwart, zelden bruin (hier zwart) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎

13. Clypeus: onderrand convex [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, clypeus convex

14. Clypeus: met duidelijke punctering [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, clypeus met duidelijke punctering

15. Clypeus: onderrand zwak convex, of soms recht, zonder tand [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, clypeus onderrand zwak convex, of soms recht, zonder tand

16. Kaak: bovenste kaaktand iets langer dan onderste [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, bovenste kaaktand iets langer dan onderste

17. Kaak: behalve tandjes, geelbruin tot roodachtig (hier roodachtig) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, kaken, behalve tandjes, geelbruin tot roodachtig

18. Palpen: bruin tot oranjebruin [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, palpen bruin tot oranjebruin

19. Oog: breedte is 1,8-2,1x lengte slaap [Schwarz 1995]

BORSTSTUK

1. Thorax zwart [Schwarz 2002]
2. Mesonotum en pronotum niet gescheiden [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, mesonotum en pronotum niet gescheiden

3. Mesonotum: lengte = 0,5-0,7x breedte (hier ±0,7x) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, mesontum lengte = 0,5-0,7x breedte (hier ±0,7)

4. Mesonotum: bijna vlak of matig convex [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, mesanotum bijna vlak of matig convex

5. Mesonotum: voor in midden met zwakke indeuking [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, mesonotum voor in midden met zwakke indeuking

6. Schildje (scutellum): niet, of zwak afgegrensd, zeer kort (hier zwak afgegrensd) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, schildje niet of zwak afgegrensd, zeer kort

7. Groef tussen mesonotum en propodeum vlak en smal [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, groef tussen mesonotum en propodeum vlak en smal
Gelis spurius ♀︎, groef tussen mesonotum en propodeum vlak en smal

8. Mesonotum: lengte = 0,5-0,7x lengte area anterior [Schwarz & Shaw 1999]

Gelis spurius ♀︎, lengte mesonotum (m) = 0,5-0,7x area anterior (aa)

9. Mesosternum: duidelijk korter dan breedte basale antennevlag segment (segment 3) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, Mesosternum duidelijk korter dan breedte basale antennevlag segment (segment 3)

10. Propodeum: dorsaal dicht behaard, niet duidelijk minder dan mesonotum [Schwarz 2002]
11. Propodeum: dorsaal convex, in regel niet hoger dan mesonotum [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, propodeum dorsaal dicht behaard, niet duidelijk minder dan mesonotum

12. Propodeum: met dwarslijst, in midden breed onderbroken of alleen aangeduid [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, propodeum met dwarslijst, in midden breed onderbroken of alleen aangeduid

13. Poten: oranje tot oranjebruin [Schwarz 2002]
14. Achterpoot: femora III (achterpoot) 3,2-3,6x langer dan hoog (hier ±3,3x) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, lengte dij III 3,2-3,6x breedte

15. Achterpoot: tibia III verdikt, 5,3-6,0x langer dan hoog (hier ±5,3x) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, lengte scheen III 5,3-6,0x breedte

16. Achterpoot: scheen III dorsaal dicht behaard [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, scheen III dorsaal dicht behaard

ACHTERLIJF

1. Achterlijf zwart [Schwarz 2002]
2. Terga: vanaf tergum 2 lateraal oranje- tot geelbruin [Schwarz 2002]
3. Terga: vanaf tergum 6 of 7 geheel oranje- tot geelbruin [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, tergieten vanaf tergiet 2 lateraal, en vanaf tergiet 6 of 7 helemaal, oranje- tot geelbruin,

4. Terga: smalle achterranden oranje- tot geelbruin [Schwarz 2002]
5. Tergum 2: randen oranje- tot geelbruin [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, smalle achterranden tergieten oranje- tot geelbruin

6. Achterlijf: dicht behaard [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, achterlijf dicht behaard

7. Tergum 1: lengte is 1,3-1,6x breedte [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, lengte 1e tergiet 1,3-1,6x breedte

8. Tergum 2: lengte laterotergiet 3,1-4,8x breedte (hier ±3,1x) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, laterotergiet tergiet 2 lengte (l) = 3,1-4,8x breedte (w)

9. Legboorscheden: 0,6-0,7x langer dan scheen achterpoot (hier ±0,7x) [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, legboorscheden 0,6-0,7x langer dan scheen achterpoot

10. Ovipositor: met duidelijke tanden onderzijde [Schwarz 2002]

Gelis spurius ♀︎, legboor met duidelijke tanden aan onderzijde



Literatuur

Schwarz 1995 Schwarz M., 1995. Revision der westpaläarktischen Arten der Gattung Gelis THUNBERG mit apteren Weibchen und Thaumatogelis SCHIEDEKNECHT (Hymenoptera, Ichneumonidae). Teil 1. – Linzer biologische Beiträge – 0027_1: 5 - 105.

Schwarz 1998 Schwarz M., 1998. Revision der westpaläarktischen Arten der Gattungen Gelis THUNBERG mit apteren Weibchen und Thaumatogelis SCHMIEDEKNECHT (Hymenoptera, Ichneumonidae). Teil 2. – Linzer biologische Beiträge – 0030_2: 629 - 704.

Schwarz 2002 Schwarz M., 2002. Revision der westpaläarktischen Arten der Gattungen Gelis THUNBERG mit apteren Weibchen und Thaumatogelis SCHWARZ (Hymenoptera, Ichneumonidae). Teil 3 – Linzer biologische Beiträge – 0034_2: 1293 - 1392.

Schwarz & Shaw 1999 Schwarz M. & Shaw M., 1999. Western Palaearctic Cryptinae (Hymenoptera: Ichneumonidae) in the National Museums of Scotland, with nomenclatural changes, taxonomic notes, rearing records and special reference to the British check list. Part 2. Genus Gelis THUNBERG (Phygadeuontini: Gelina). – Entomologist's Gazette – 50(2): 117 - 142.

Soortenregister Nederlands Soortenregister

Waarneming.nl Waarneming.nl

Citatie

Krischan, O.R., 2025. Gelis spurius. Kerfdier, www.kerfdier.nl. Geraadpleegd op 17 maart 2025.



Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *