Officiële naam
Synoniemen
Gelis spurius [Soortenregister]
Pezomachus spurius [Schwarz 1995]
zie meer op: www.gbif.org

INHOUD
1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Parasitaire relaties
5. Herkenning
1. VERSPREIDING
De sluipwesp Gelis spurius is een algemene wesp in Nederland [Waarneming.nl].
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De vrouwtjes kunnen het hele jaar door gevonden worden en overwinteren als volwassenen [Schwarz 1998].
Het exemplaar gebruikt in deze post was in februari gevangen, zie hier.
Vermoedelijk heeft is de soort multivoltine [Schwarz 1998].
2.2. ONTWIKKELING
De soort is een idiobionte ectoparasitoïde die zowel als primaire of secundaire pseudohyperparasitoïde kan optreden op sluipwespen en schildwespen [Schwarz 1998],[Schwarz 2002].
3. VOEDSELPLANTEN
De volwassen wespen voeden zich ook met nectar en honingdauw [Schwarz 1998]. Bloembezoek is slechts onder bepaalde weersomstandigheden waargenomen, zoals bij motregen of zwoel weer, en is waarschijnlijk ondergeschikt aan het oplikken van honingdauw en vocht van bladeren [Schwarz 1998]. Mogelijk eten ze ook stuifmeelkorrels die vast geplakt zitten op de plakkerige oppervlakken van harige bladeren [Schwarz 1998].
In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd in de context van het oplikken van voedsel en vocht, en mogelijk stuifmeel:
Berkenfamilie (Betulaceae) | – Corylus avellana (Hazelaar) [Schwarz 1998] – Alnus alnobetula (Groene els) [Schwarz 1998] |
Brandnetelfamilie (Urticaceae) | – Urtica dioica (Grote brandnetel) [Schwarz 1998] |
Voeden in gevangenschap
Om de wesp goed te kunnen fotograferen heb ik haar gevangen gehouden en twee maal daags gevoed met een watje water en een watje suikerwater.
Na twee weken (9 maart) was de wesp ontsnapt tijdens een foto sessie en kon ik haar niet meer terug vinden. Maar na enige tijd zag ik haar zitten op een droog watje dat ergens op het bureau lag en ze probeerde duidelijk er uit te drinken. Blijkbaar is ze tijdens haar langere gevangenschap geconditioneerd op de watjes.
4. PARASITAIRE RELATIES
Gelis spurius wordt in verband gebracht met als pseudohyperparasitoide op Ichneumonidae en Braconidae en is gevonden in / gekweekt uit een brede gastheer waaier.
In de literatuur worden de volgende in Nederland voorkomende soorten genoemd, inclusief de primaire gastheer (hyperparasitisme):
Vliegen (Diptera) | Bladvliegen (Lauxaniidae) Sapromyza [Schwarz 2002] Boorvliegen (Tephritidae) Rhagoletis – Rhagoletis alternata [Schwarz 2002] |
Vlinders (Lepidoptera) | Langsprietmotten (Adelidae) Adela – Smaragdlangsprietmot (Adela reaumurella) [Schwarz 2002] of Witvlekmotten (Incurvariidae) Incurvaria – Berkenbladsnijdermot (Incurvaria pectinea) [Schwarz 2002] Zakjesdragers (Psychidae) Dahlica [Schwarz 2002] Psyche – Gewone zakdrager (Psyche casta) [Schwarz 2002] |
Wespen (Parasitica) | Schildwespen (Braconidae) Apanteles [Schwarz 2002] Coeloides – Coeloides scolyticida [Schwarz 2002],[Schwarz & Shaw 1999] parasiet op: Grote iepenspintkever (Scolytus scolytus) of Kleine iepenspintkever (Scolytus multistriatus) Microplitis – Microplitis mandibularis [Schwarz 2002],[Schwarz & Shaw 1999] parasiet op Noctuidae Sluipwespen (Ichneumonidae) Hyposoter [Schwarz 2002] parasiet op: Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia) |
Parasitaire soorten buiten Nederland:
– | – |
5. HERKENNING
Lengte: 1,8 – 4,4 mm
Vrouwtjes zijn apteer [Schwarz 20024].
Mannetjes zijn brachypteer of macropteer [Schwarz 2002].
Genus
Het genus Gelis is te herkennen aan:
1. Achterlijf: terga 2 en 3 volledig gescheiden, of slecht gedeeltelijk of onduidelijk versmolten [Schwarz 1995] (hier duidelijk gescheiden)
2. Achterlijf: tergum 1 met of zonder dorsaal laterale lijsten [Schwarz 1995] (hier met lijsten)
3. Achterlijf: tergum 1 niet of zelden apicaal gestreept [Schwarz 1995] (hier niet gestreept)
4. Achterlijf: als tergum 1 apicaal gestreept dan laterotergiet van 2e achterlijfssegment gescheiden en breed [Schwarz 1995] (Hier niet het geval)




KOP
1. Kop zwart [Schwarz 2002]
2. Antenne: antennevlag segmenten basaal of helemaal oranje- tot geelbruin [Schwarz 2002]
3. Scapus: (antenne segment 1) zelden deels donker gekleurd [Schwarz 2002]
3. Antenne: met 16-19 segmenten [Schwarz 2002]
4. Antenne: segment 3 is 2,2-2,5x langer dan breed (hier 2,4x) (lateraal aanzicht) [Schwarz 2002]
5. Antenne: segment 7 is 1,1-1,6x langer dan breed (hier 1,6x) (lateraal aanzicht) [Schwarz 2002]
6. Kop: structuur korrelig [Schwarz 2002]

7. Ocelli: afstand tussen achterste ocellen ( OOL ) is ongeveer 0,7-1,2x de afstand tussen achterste ocel en oog rand ( POL ) [Schwarz 2002] (hier ±1,2x)

8. Kop: achter ogen matig sterk tot zwak versmald [Schwarz 2002]
9. Voorhoofd (frons): dicht behaard, fijn tot zeer fijn gepuncteerd [Schwarz 2002]
10. Wangen: 1,0-1,2x langer dan breedte kaakbasis, 1,5x bij kleine exemplaren (hier ±1,0x) [Schwarz 2002]
11. Wangen: wanggroef ontbreekt of zeer zwak ontwikkeld [Schwarz 2002] (hier zwak ontwikkeld)
12. Clypeus: zwart, zelden bruin (hier zwart) [Schwarz 2002]
13. Clypeus: onderrand convex [Schwarz 2002]
14. Clypeus: met duidelijke punctering [Schwarz 2002]
15. Clypeus: onderrand zwak convex, of soms recht, zonder tand [Schwarz 2002]
16. Kaak: bovenste kaaktand iets langer dan onderste [Schwarz 2002]
17. Kaak: behalve tandjes, geelbruin tot roodachtig (hier roodachtig) [Schwarz 2002]
18. Palpen: bruin tot oranjebruin [Schwarz 2002]
19. Oog: breedte is 1,8-2,1x lengte slaap [Schwarz 1995]
BORSTSTUK
1. Thorax zwart [Schwarz 2002]
2. Mesonotum en pronotum niet gescheiden [Schwarz 2002]
3. Mesonotum: lengte = 0,5-0,7x breedte (hier ±0,7x) [Schwarz 2002]
4. Mesonotum: bijna vlak of matig convex [Schwarz 2002]
5. Mesonotum: voor in midden met zwakke indeuking [Schwarz 2002]
6. Schildje (scutellum): niet, of zwak afgegrensd, zeer kort (hier zwak afgegrensd) [Schwarz 2002]
7. Groef tussen mesonotum en propodeum vlak en smal [Schwarz 2002]
8. Mesonotum: lengte = 0,5-0,7x lengte area anterior [Schwarz & Shaw 1999]
9. Mesosternum: duidelijk korter dan breedte basale antennevlag segment (segment 3) [Schwarz 2002]
10. Propodeum: dorsaal dicht behaard, niet duidelijk minder dan mesonotum [Schwarz 2002]
11. Propodeum: dorsaal convex, in regel niet hoger dan mesonotum [Schwarz 2002]
12. Propodeum: met dwarslijst, in midden breed onderbroken of alleen aangeduid [Schwarz 2002]
13. Poten: oranje tot oranjebruin [Schwarz 2002]
14. Achterpoot: femora III (achterpoot) 3,2-3,6x langer dan hoog (hier ±3,3x) [Schwarz 2002]
15. Achterpoot: tibia III verdikt, 5,3-6,0x langer dan hoog (hier ±5,3x) [Schwarz 2002]
16. Achterpoot: scheen III dorsaal dicht behaard [Schwarz 2002]
ACHTERLIJF
1. Achterlijf zwart [Schwarz 2002]
2. Terga: vanaf tergum 2 lateraal oranje- tot geelbruin [Schwarz 2002]
3. Terga: vanaf tergum 6 of 7 geheel oranje- tot geelbruin [Schwarz 2002]

4. Terga: smalle achterranden oranje- tot geelbruin [Schwarz 2002]
5. Tergum 2: randen oranje- tot geelbruin [Schwarz 2002]
6. Achterlijf: dicht behaard [Schwarz 2002]
7. Tergum 1: lengte is 1,3-1,6x breedte [Schwarz 2002]
8. Tergum 2: lengte laterotergiet 3,1-4,8x breedte (hier ±3,1x) [Schwarz 2002]
9. Legboorscheden: 0,6-0,7x langer dan scheen achterpoot (hier ±0,7x) [Schwarz 2002]
10. Ovipositor: met duidelijke tanden onderzijde [Schwarz 2002]

–
Literatuur
Schwarz 1995 Schwarz M., 1995. Revision der westpaläarktischen Arten der Gattung Gelis THUNBERG mit apteren Weibchen und Thaumatogelis SCHIEDEKNECHT (Hymenoptera, Ichneumonidae). Teil 1. – Linzer biologische Beiträge – 0027_1: 5 - 105.Schwarz 1998 Schwarz M., 1998. Revision der westpaläarktischen Arten der Gattungen Gelis THUNBERG mit apteren Weibchen und Thaumatogelis SCHMIEDEKNECHT (Hymenoptera, Ichneumonidae). Teil 2. – Linzer biologische Beiträge – 0030_2: 629 - 704.
Schwarz 2002 Schwarz M., 2002. Revision der westpaläarktischen Arten der Gattungen Gelis THUNBERG mit apteren Weibchen und Thaumatogelis SCHWARZ (Hymenoptera, Ichneumonidae). Teil 3 – Linzer biologische Beiträge – 0034_2: 1293 - 1392.
Schwarz & Shaw 1999 Schwarz M. & Shaw M., 1999. Western Palaearctic Cryptinae (Hymenoptera: Ichneumonidae) in the National Museums of Scotland, with nomenclatural changes, taxonomic notes, rearing records and special reference to the British check list. Part 2. Genus Gelis THUNBERG (Phygadeuontini: Gelina). – Entomologist's Gazette – 50(2): 117 - 142.
Soortenregister Nederlands Soortenregister
Waarneming.nl Waarneming.nl
Citatie
Krischan, O.R., 2025. Gelis spurius. Kerfdier, www.kerfdier.nl. Geraadpleegd op 17 maart 2025.