Ectemnius continuus♂︎

Laatst bijgewerkt: 30 november 2024


Algemeen

Soort Ectemnius continuus
Genus ECTEMNIUS (Blokhoofdwespen)
Familie CRABRONIDAE



Ecologische rol Roofdier + bestuiver

Voltinisme Bivoltien
Activiteit
janfebmaaaprmeijunjulaugsepoktnovdec

Waarnemingen
2021-VI-132021-VI-062020-VI-212020-V-312020-V-272020-V-262020-V-212020-V-202020-V-14
Maanden
janfebmaaaprmeijunjulaugsepoktnovdec
Jaren
20202021

Neststrategie Hypergeïsch
Nestarchitectuur Broedcellen



Officiële naam

Synoniemen

Ectemnius continuus [Soortenregister]

Crabro continuus
Hypocrabro continuus

zie meer op: www.gbif.org

Etymologie:

continuus

Latijn: ononderbroken

Ectemnius continuus ♂︎

INHOUD

1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning

1. VERSPREIDING

De blokhoofdwesp Ectemnius continuus is een algemeen voorkomende soort door heel Nederland [Waarneming.nl],[Klein 1999].

De in de Benelux voorkomende E. continuus wespen behoren tot de ondersoort E. continuus punctatus [Klein 1999],[Peeters et al. 2004].

2. GEDRAG

2.1. ACTIVITEIT

De soort is actief van begin mei tot begin oktober [Waarneming.nl],[Peeters et al. 2004],[Blösch 2000].

2.2. ONTWIKKELING

Het vrouwtje nestelt in dood hout zoals takken, boomstronken en omgevallen boomstammen, waarin ze een gang met vertakkingen knaagt. In de vertakkingen worden korte zijgangen gemaakt met één of twee broedcellen [Klein 1999],[Peeters et al. 2004],Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019]. Of de cellen worden in een lijn achterelkaar aangelegd [Blösch 2000]. Het nest bevat ongeveer tot 10 broedcellen [Klein 1999],[Peeters et al. 2004],[Blösch 2000]. De hoofd- en zijgangen worden met houtmeel, kleine stukjes hout, gevuld [Blösch 2000].
Elke broedcel bevat 6 tot 8 prooidieren [Blösch 2000].

In de regel twee generaties per jaar [Blösch 2000].

2.3. Bijenhotel

De mannetjes gebruiken bijenhotels als slaapplaats [Breugel 2014].

3. PLANT RELATIES

3.1. HOUTSOORTEN

In de literatuur worden de volgende houtsoorten genoemd als medium waarin de wesp haar nest maakt:

Fagaceae
(Napjesdragersfamilie)
Quercus (Eik) [Woydak 1996]
Salicaceae
(Wilgenfamilie)
Populus (Populier) [Woydak 1996]
– Zware populier (Populus nigrus) [Woydak 1996 (als Popula nigra)]

Salix (Wilg) [Woydak 1996]
– Schietwilg (Salix alba) [Woydak 1996]
Tabel 3.1-1: houtsoorten gebruikt als nest substraat

3.2. VOEDSELPLANTEN

De volwassen wespen voeden zich ook met nectar en/of pollen. In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd:

Composietenfamilie [Klein 1999]
(Asteraceae)
Schermbloemenfamilie [Klein 1999],[Peeters et al. 2004],[Blösch 2000],[Woydak 1996]
(Apicaceae)
– Gewone engelwortel (Angelica sylvestris) [Waarneming.nl]
– Gewone pastinaak (Pastinaca sativa) [Waarneming.nl]
– Gewone berenklauw (Heracleum sphondylium) [Waarneming.nl]
Tabel 3.2-1: Voedselplanten in Nederland

In de tuin staan schermbloemigen maar ik heb de soort daarop nog niet foeragerend waargenomen.

4. PROOI RELATIES

De soort gebruikt vliegen als voedsel voor haar kroost [Klein 1999],[Peeters et al. 2004],[Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019].
In de literatuur worden de volgende in Nederland voorkomende soorten genoemd:

Diptera
(Vliegen)

Anthomyiidae (Bloemvliegen) [Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019]
Delia
– Uievlieg (Delia antiqua) [Woydak 1996 (as Hedemiya antiqua -> Helemiya)]

Calliphoridae (Bromvliegen) [Peeters et al. 2004],[Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019],[Woydak 1996]
Pollenia
Pollenia rudis [Woydak 1996]

Muscidae (Echte vliegen) [Peeters et al. 2004],[Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019],[Woydak 1996]
Hydrotaea
Hydrotaea meteorica [Woydak 1996]

Thricops
Thricops semicinereus [Woydak 1996 (als Aricia semicinerea)]

Rhagionidae (Snipvliegen) [Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019]

Sciomyzidae (Slakkendoders) [Ruchin & Antropov 2019]

Stratiomyiidae (Wapenvliegen) [Ruchin & Antropov 2019]

Syrphidae (Zweefvliegen) [Peeters et al. 2004],[Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019],[Woydak 1996]

Tabanidae (Dazen) [Peeters et al. 2004],[Ruchin & Antropov 2019],[Woydak 1996]

Tachinidae (Sluipvliegen) [Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019]

Therevidae (Viltvliegen) [Peeters et al. 2004],[Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019],[Woydak 1996]
Tabel 4-1: Prooisoorten in Nederland

Prooisoorten buiten Nederland:

Tabel 4-2: Prooisoorten buiten Nederland

5. PARASITAIRE RELATIES

In de literatuur worden de volgende in Nederland voorkomende [Soortenregister] nestparasieten van E. continuus genoemd:

Ichneumonidae
(Sluipwespen)

Enclisis
Enclisis macilenta [Ruchin & Antropov 2019 als Caenocryptus inflatus = Enclisis inflatus[Fitton 1982]]

Hoplocryptus
Hoplocryptus confector [Schwarz 2007]
Diptera
(Vliegen)
Sarcophagidae (Dambordvliegen)
Macronychia
Macronychia polyodon [Povolny 1997]
Tabel 5-1: Parasitaire soortrelaties in Nederland

Parasitaire soorten buiten Nederland [Soortenregister]:

Ichneumonidae
(Sluipwespen)

Hoplocryptus
Hoplocryptus heliophilus [Schwarz 2007]
Hoplocryptus quadriguttatus [Schwarz 2007]
Tabel 5-2: Parasitaire soortrelaties buiten Nederland

6. HERKENNING

Lengte mannetjes: 8 – 12 mm
Lengte vrouwtjes: 9,5 – 14,5 mm

Genus

Het genus Ectemnius is te herkennen aan:

1.  Voorvleugel: met één submarginale cel [Peeters et al. 2004],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, Ectemnius: voorvleugel met 1 submarginaal cel, specimen-1

2. Kop: ocellen vormen meestal gelijkzijdige stompe driehoek [Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, Ectemnius: ocellen vormen meestal stompe gelijkbenige driehoek, specimen-1

3. Achterlijf: targa glad met fijne punctering, alleen op tergiet I vaak wat sterker [Klein 1999],[Blösch 2000],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, Ectemnius: tergieten glad met fijne punctering, specimen-2
Ectemnius continuus ♂︎, Ectemnius: tergieten glad met fijne punctering, specimen-2

4. Borststuk: zijde achter (metapleuron) (M) en vaak zijkant propodeum (P), met sterke dwarsrimpels [Klein 1999],[Blösch 2000],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, Ectemnius: zijkant borststuk met sterke dwarsrimpels, specimen-2

5. Kop: van voren breder dan hoog [Blösch 2000],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, Ectemnius: kop van voren breder dan hoog, , specimen-1

6. Borststuk: zijde (mesopleuron) heeft voor de midden coxa een korte dwarskiel [Peeters et al. 2004],[Blösch 2000],[Dollfuss 1991].




1. Antenne met 12 segmenten [Klein 1999],[Blösch 2000],[Dollfuss 1991]

2. Achterlijf met 6 segmenten [Klein 1999],[Blösch 2000],[Dollfuss 1991]



Ectemnius continuus ♂︎, specimen-2
Ectemnius continuus ♂︎, specimen-1
Ectemnius continuus ♂︎, specimen-3
Ectemnius continuus ♂︎, specimen-1
Ectemnius continuus ♂︎, propodeum

1. Antenne met 12 segmenten [Klein 1999],[Blösch 2000],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, antenne met 12 segmenten, specimen-1

2. Achterlijf: met 7 segmenten [Klein 1999],[Blösch 2000],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, achterlijf met 7 segmenten, specimen-2

KOP

1. Antenne: lid 3 ongeveer 2,5x langer dan breed [Klein 1999],[Blösch 2000],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, antenne lid 3 ongeveer 2,5x langer dan breed, specimen-1

2. Antenne: lid 6 uitgesneden [Blösch 2000]

Ectemnius continuus ♂︎, antenne lid 6 uitgesneden, specimen-1

3. Kaak: binnenrand met forse driehoekige tand [Klein 1999],[Blösch 2000],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, binnenrand mandibel met forse driehoekige tand, specimen-1

4. Frons: gladde vlak boven antenne basis niet begrensd door dwarskiel [Blösch 2000],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, gladde vlak boven antenne basis niet begrensd door dwarskiel
Ectemnius continuus ♂︎, gladde vlak boven antenne basis niet begrensd door dwarskiel

BORSTSTUK

1. Mesopleuron (zijde borsstuk): met gerimpelde structuur [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, zijkant borststuk, mesopleuron, met gerimpelde structuur, specimen-2

2. Mesonotum en meestal tergiet 1, en vertex [Dollfuss 1991] met lange afstaande beharing [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, mesonotum, tergiet 1 en vertex met lange afstaande beharing, specimen-2

3. Midden poot: eerste en tweede tarsleden verlengd, in doorn uitgetrokken [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, eerste en tweede tarsleden midden poot verlengd, in doorn uitgetrokken, specimen-1

4. Voorpoot: trochanter zonder tand, kiel of bult [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, trochanter voorpoot zonder tand of kiel, specimen-3

5. Mesothorax: onderzijde met dwarskiel voor [Dollfuss 1991]

Bij soorten die dit kenmerk niet hebben is de rand geleidelijk afgerond.

Ectemnius continuus ♂︎, mesothorax voor met een dwarskiel

ACHTERLIJF

1. Tergum 3: gele tekening afwezig of minder ontwikkeld dan op tergiet 4 [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, gele tekening tergum 3 minder ontwikkeld dan op tergiet 4, specimen-2
Ectemnius continuus ♂︎, gele tekening tergum 3 afwezig, specimen-1

2. Tergum 1: fijn gepuncteerd, ruimte tussen punten enkele malen groter dan punten zelf [Dollfuss 1991]

Ectemnius continuus ♂︎, tergum 1 fijn gepuncteerd, ruimte tussen punten enkele malen groter dan punten, specimen-2

3. Tergum 7: zonder pygidium [Jacobs 2007],[Klein 1999]



Literatuur

Blösch 2000 Blösch, M., 2000. Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208

Breugel 2014 Breugel, P. van., 2014. Gasten van bijenhotels. – EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & Naturalis Biodiversity Center, Leiden.

Dollfuss 1991 Dollfuss, H., 1991. Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord-und Zentraleuropas. Stapfia, 24, 1-247.

Fitton 1982 Fitton, M. G., 1982. A catalogue and reclassification of the Ichneumonidae (Hymenoptera) described by CG Thomson.

Klein 1999 Klein, W., 1999 De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1-37. + Klein, W., 1996. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, 1-130.

Peeters et al. 2004 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.

Povolny 1997 Povolny, D., 1997. The flesh-flies of Central Europe (Insecta, Diptera, Sarcophagidae). Spixiana Suppl., 24, 1-260.

Ruchin & Antropov 2019 Ruchin, A. & Antropov, A., 2019. Wasp fauna (Hymenoptera: Bethylidae, Chrysididae, Dryinidae, Tiphiidae, Mutillidae, Scoliidae, Pompilidae, Vespidae, Sphecidae, Crabronidae & Trigonalyidae) of Mordovia State Nature Reserve and its surroundings in Russia. Journal of Threatened Taxa. 11. 13195-13250. 10.11609/jott.4216.11.2.13195-13250.

Schwarz 2007 Schwarz, M., 2007. Revision der westpaläarktischen Arten der Gattung Hoplocryptus Thomson (Hymenoptera, Ichneumonidae). na.

Soortenregister Nederlands Soortenregister

Waarneming.nl Waarneming.nl

Woydak 1996 Woydak, H., 1996. Hymenoptera Aculeata Westfalica Familia: Sphecidae (Grabwespen), 3-135.

Citatie

Krischan, O.R., 2025. Ectemnius continuus. Kerfdier, www.kerfdier.nl. Geraadpleegd op 20 april 2025.

Parasitaire relaties bijgewerkt

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *