Knippen van prooien door wespen

Laatst bijgewerkt: 6 november 2024


Gewone wesp (Vespula vulgaris) knipt thorax los van abdomen van een mannetje Zuidelijke boomsprinkhaan
(Meconema meridionale)

De aanleiding voor dit artikel was een discussie op het Waarneming.nl forum over een waarneming van een Gewone wesp (Vespula vulgaris) zonder achterlijf. De focus van de discussie lag daarbij op de voedingswaarde van bepaalde lichaamsdelen als primaire reden waarom die delen wel of niet afgeknipt zouden worden. Eén van de aangedragen standpunten was het bestaan van een algemene voorkeur voor het borststuk (thorax) boven het achterlijf (abdomen), wat ook mijn beeld was.
Zelf heb ik ook waargenomen hoe onder andere Vespula vulgaris een sprinkhaan aan stukken knipte en er vandoor ging met de thorax en kop er nog aan, zie de foto bij dit artikel en hier.

Maar ik realiseerde me dat dit mogelijk een impliciete aanname mijnerzijds was en daarom deed ik een snel controle rondje in de literatuur. Daaruit verscheen een genuanceerder beeld van zowel de reden van het knippen zelf en een mogelijke voorkeur voor prooi delen.

Dit artikel geeft een overzicht van het knipgedrag voor zover ik die heb kunnen opbouwen uit genoemde bronnen.

1. KNIPPENDE WESPEN

Veel volwassen vrouwelijke wespen, zowel de koningin tijdens het opstarten van de kolonie als haar werksters daarna, zijn rovers die andere insecten vangen als prooi voor hun broedsel [1,9,14]. De mannetjes hebben geen rol in het bevoorraden van het nest en vangen geen prooidieren [1,9,12].
De prooi wordt gevangen, gedood en vervolgens naar het nest getransporteerd. Echter kan de wesp haar prooi ook eerst klaarmaken voor transport door het te knippen. Niet elke wespen familie hanteert dit gedrag en wespen uit sommige families zullen alleen hele prooidieren vervoeren [4,15]. Het verschil in gedrag heeft zoals altijd voor- en nadelen die door de betreffende groepen worden uitgebuit, zoals snelheid en manoeuvreerbaarheid bij groepen die niet knippen en kleinere prooien vangen tegenover een bredere keuze aan prooidieren van verschillende grootten voor de knippende groepen [4].
De rest van het artikel betreft de laatste groep,

De volgende in de literatuur genoemde vertonen de volgende in Nederland voorkomende soorten knipgedrag:

Knippende soort
Dolichovespula media [9]
Dolichovespula norwegica [9]
Dolichovespula saxonica [9]
Dolichovespula sylvestris [9]
Polistes dominulus [4]
Vespa crabro [9]
Vespa velutina [9,10]
Vespula germanica [4]
Vespula vulgaris [4]

De genera van knippende soorten bevatten ook een aantal obligaat sociaal parasitaire soorten waarvan de koninginnen zelf geen werksters voortbrengen, maar de werksters van de gastheer voor zich laat werken [9,12,13]. Zowel de parasitaire koningin als haar koninginnen dochters foerageren niet en vangen geen prooien, en leven van nectar en honingdauw (Vespula, Dolichovespula) [9], nectar en boomsap (Polistes) [9] of boomsap (Vespa) [9].

De in Nederland voorkomende parasieten uit deze genera zijn:

Obligaat sociale parasiet
Dolichovespula adulterina [9]
Dolichovespula omissa [9]
Vespula austriaca [9,12]

In Nederland voorkomende soorten die prooien niet knippen (er kan prooi verminking plaats vinden doordat tijdens het vangen bijvoorbeeld een deel van de antenne of poot is verwijderd [15] maar dit is iets anders dan knippen) en geheel transporteren zijn:

FamilieNiet knippende soort
CrabronidaeAlle Crabronidae transporteren hun prooi geheel [20]
Ammophilia sabulosa [4]
Nitela borealis (eigen observatie)
Philanthus triangulum [4]
Sceliphron curvatum [4]
Tachysphex inconspicuus [15]
VespidaeEumenes [4]
Euodynerus [4]

2. KNIPGEDRAG

DODEN PROOI

Na het vangen van een prooi zal de wesp die dood maken wat ze normaal gesproken doet door in de nek (cervix) van de prooi te bijten waarbij deze meestal onthoofd wordt (Vespula vulgaris en Vespula germanica) [1,3,7] of door de kop of het borststuk met de kaken te verpletteren (Vespula pensylvanica en Vespula atropilosa) [8]. Bij uitzondering gebruiken wespen hun angel wanneer de prooi probeert vrij te komen uit hun grip [1,8]. Ook Hoornaars (Vespa crabro en Vespa velutina) lijken zelfs bij grote prooien hun angel niet te gebruiken [9].

MAXIMAAL DRAAGVERMOGEN

Na het doden zal de wesp de prooi voorbereiden voor transport door het in kleinere stukken te knippen. Hierbij is de grootte van de prooi ten opzichte van de wesp zelf belangrijk. Elke individuele wesp heeft een maximaal draagvermogen dat opgewekt kan worden met het vluchtapparaat. Als de combinatie van de wesp en de lading die ze wil dragen zwaarder is dan dat draagvermogen zal ze niet kunnen opstijgen [2,3,4,5] .

Initieel zal de wesp proberen met de hele prooi weg te vliegen, maar als dat niet lukt zal het gewicht van de te grote prooi gemanipuleerd worden door delen zoals poten, vooral de grotere midden- en achterpoten [6], vleugels en cerci [1,2,3,4,6,9,10,11] te verwijderen. Als dat niet voldoende is zal ze de thorax en abdomen scheiden door de verbinding ertussen door te bijten [3,7,11]. Dit is een leerproces en uiteindelijk zal de wesp beter in staat zijn in te schatten of de prooi voorbereid moet worden voor transport [1,6].

Deze wijze van knippen, met een focus op de dunne verbindingen tussen lichaamsdelen, optimaliseert het gewicht niet waardoor de prooi lading meestal minder zwaar is dan het maximale gewicht dat ze zou kunnen dragen [3,4]. Waarschijnlijk is dit gedreven vanuit tijd en energie behoud omdat anders door de dikke lichaamsdelen zelf geknipt zou moeten worden [3].

De prooi worden getransporteerd in één van de volgende combinaties [3,6,7]:
– in geheel
– kop met borststuk
– borststuk met achterlijf
– kop, borststuk of abdomen afzonderlijk

Er is een duidelijke voorkeur van het borststuk en achterlijf over de kop [6]. Waarschijnlijk is dit voor de wesp efficiënter omdat dan het beschikbare draagvermogen beter benut wordt [6].

Sommige soorten ( Vespa velutina [10], Polistes dominulus [11] ) zullen het deel eerst tot een vleesbal kneden, malaxeren, alvorens over te gaan tot transport naar het nest.

VOORKEUR VOOR PROOIDEEL

Nadat de prooi geknipt is neemt de wesp een deel mee naar het nest. Het voornaamste discussiepunt hierbij is of de wesp een voorkeur heeft voor een bepaald onderdeel, t.w. het borststuk of heet achterlijf.

De wespen hebben bij Honingbij (Apis melifera) prooien een lichte voorkeur voor het borststuk en achterlijf ten opzichte van de kop, en een gelijke voorkeur voor borststuk en achterlijf [3,6].
Bij andere prooifamilies is er een voorkeur voor de thorax (Vespula vulgaris & Vespula Germanica [6], Vespula pensylvanica & Vespula atropilosa [8], Vespa crabro & Vespa velutina [9,10]).
Twee Vespula soorten die niet in Nederland voorkomen, V. pensylvanica en V. atropilosa, laten zien dat met name bij grotere prooien zoals sprinkhanen ook de kop, het achterlijf of soms zelfs een poot en van spinnen altijd het achterlijf wordt meegenomen [8]. Voor alle wespen geldt dat ze een grote prooi in stukken knippen en deze één voor één komen ophalen [9].

AMPUTATIE

Er zijn ook wespen die delen van de prooi met hun kaken amputeren. Zo knippen spinnendoders van het genus Auplopus de poten van hun prooi af [16,17], waarschijnlijk voor makkelijker transport [17]. [PEETERS e.a.] meldt dat deze groep ook de prooi in stukken knipt en met stukken wegvliegt [16], hier heb ik geen andere literatuur over gevonden. Wel een observatie waarin Auplopus carbonarius de prooi, in geheel maar met geamputeerde poten, meeneemt in vlucht in plaats van slepend over de grond wat ze ook doen [18]. Dit artikel vermeldt tevens dat het genus Agniella, dat niet in Nederland voorkomt [19], ook de poten amputeert maar de prooi daarna in geheel over de grond sleept.

Het genus Dolichurus amputeert delen van de antennen van kakkerlakken, om vooralsnog onduidelijke redenen [16].


Literatuur

1 SPRADBERY, J. Philip, et al. Wasps. An account of the biology and natural history of social and solitary wasps, with particular reference to those of the British Isles. 1973.

2 KURCZEWSKI, Frank E. Vespula maculifrons (Hymenoptera: Vespidae) preying on the European earwig Forficula auricularia. Journal of the New York Entomological Society, 1968, 84-86.

3 Coelho, J.R., & Hoagland J., 1995. Load-lifting capacities of three species of yellowjackets (Vespula) foraging on honeybee corpses. - Functional ecology 9(2): 171-174.

4 Polidori, Carlo & Crottini, Angelica & Della Venezia, Lidia & Selfa, Jesús & Saino, Nicola & Rubolini, Diego. (2013). Food load manipulation ability shapes flight morphology in females of central-place foraging Hymenoptera. Frontiers in zoology. 10. 36. 10.1186/1742-9994-10-36.

5 Marden, James. (1987). Maximum lift production during takeoff in flying animals. Journal of Experimental Biology. 130. 235 -258.

6 FREE, J. B. The behaviour of wasps (Vespula germanica L. andV. vulgaris L.) when foraging. Insectes Sociaux, 1970, 17.1: 11-19.

7 PUSCEDDU, Michelina, et al. Feeding strategies and intraspecific competition in German yellowjacket (Vespula germanica). PloS one, 2018, 13.10: e0206301.

8 AKRE, R. D., et al. Behavior and colony development of Vespula pensylvanica and V. atropilosa (Hymenoptera: Vespidae). Journal of the Kansas Entomological Society, 1976, 63-84.

9 Matsuura, Makoto & Yamane, Seiki. (1990). Biology of Vespine Wasps. 10.1007/978-3-642-75230-8.

10 Perrard, Adrien & Haxaire, Jean & Rortais, Agnès & Villemant, Claire. (2009). Observations on the colony activity of the Asian hornet Vespa velutina Lepeletier 1836 (Hymenoptera: Vespidae: Vespinae) in France. Annales- Societe Entomologique de France. 45. 119-127. 10.1080/00379271.2009.10697595.

11 Brown, R., Payne, A., Graham, K. K., & Starks, P. T., 2012. Prey capture and caste-specific payload capacities in the European paper wasp Polistes dominulus. Insectes sociaux, 59, 519-525.

12 Reed, H.C., Akre, R.D. Colony behavior of the obligate social parasiteVespula austriaca (Panzer) (Hymenoptera: Vespidae). Ins. Soc 30, 259–273 (1983). https://doi.org/10.1007/BF02223984

Error: reference post not defined14 YAMANE, SOICHI. Daily activities of the founding queens of two Polistes wasps, P. snelleni and P. biglumis in the solitary stage (Hymenoptera, Vespidae). 昆蟲, 1971, 39.3: 203-217.

15 KURCZEWSKI, Frank E.; COVILLE, Rollin E.; SCHAL, Coby. Observations on the nesting and prey of the solitary wasp, Tachysphex inconspicuus, with a review of nesting behavior in the T. obscuripennis species group. Journal of Insect Science, 2010, 10.1.

16 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.

17 Evans, H.E., 1962. The evolution of prey-carrying mechanisms in wasps. – Evolution 16(4): 468-483.

18 Kurczewski, Frank & Edwards, G.. (2012). Hosts, Nesting Behavior, and Ecology of Some North American Spider Wasps (Hymenoptera: Pompilidae). Southeastern Naturalist. 11. 1-71. 10.1656/058.011.m401.

19 Nederlands Soortenregister

20 Blösch, M. (2000). Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *