Officiële naam:
Synoniemen:
INHOUD
1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plantrelaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning
1. VERSPREIDING
De Snuittorrendoder (Cerceris arenaria) [Soortenregister] is een algemeen voorkomende soort door vrijwel heel Nederland [Waarneming.nl].
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De soort is actief van mei tot september [Waarneming.nl],[Peeters et al. 2004].
2.2. ONTWIKKELING
Het vrouwtje graaft een nest in de grond, zand of dichte klei [Ruchin & Antropov 2019], van 10 tot 40 cm, dat eerst verticaal verloopt en dan horizontaal afbuigt. De bouw van de cellen begint bij het einde van de gang in het horizontale gedeelte en breidt uit in de richting van de ingang [Bohart & Menke 1976]. Elke cel wordt vanuit de hoofdgang gegraven en daarbij zal elke opvolgende cel dichter naar de ingang liggen. Uiteindelijk worden vier tot tien cellen maakt [Polidori et al. 2006] die worden gevuld met vijf tot tien prooidieren als voedsel voor de larven [Peeters et al. 2004].
De soort hergebruikt bestaande nesten soms jaren achtereen, net als andere Cerceris soorten [Polidori et al. 2006]. Een fenomeen dat filopatrie genoemd wordt. Hierdoor ontstaat een kolonie. Deze kolonies kunnen soms uit honderden nesten per vierkante meter bestaan [Peeters et al. 2004]. Ondanks dit gedrag wordt de soort toch solitair beschouwd op basis van de breedte van het gebruikte prooi spectrum (solitair < sociaal), het aantal cellen per nest (solitair < sociaal) en de grootte van de gevangen prooien wat resulteert in meer prooien per cel wanneer de prooidieren klein zijn (solitair < sociaal) [Polidori 2011].
Reeds ontwikkelde kolonies blijken vrij statisch te zijn en niet verder uit te breiden, omdat alleen de bestaande nesten worden gebruikt en geen nieuwe worden gegraven [Polidori et al. 2006]. Wel kunnen bestaande nesten van binnenuit uitgebreid worden doordat een nieuwe tunnel met cellen wordt gegraven [Polidori et al. 2006],[Bohart & Menke 1976].
Uitkomende vrouwtjes zullen eerst een oriëntatievlucht uitvoeren over de kolonie om een nest te kiezen, wat of het nest is waar ze zelf uit zijn gekomen, of, als dat al bezet is, een ander [Polidori et al. 2006]. Confrontaties tussen bewonende wesp en een zoekende wesp worden voor een groot deel bepaald op onderlinge grootte (groter > kleiner) en status (bewoner > zoekende) [Polidori 2006]. Slechts enkelen zullen de kolonie verlaten [Polidori et al. 2006].
2.3. Bijenhotel
De Cerceris arenaria mannetjes willen bijenhotels wel gebruiken als slaapplaats [Breugel 2014].
3. VOEDSELPLANTEN
De volwassen wespen voeden zich ook met nectar en/of pollen. In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd [Polidori et al. 2007]:
Apicaceae (Schermbloemen familie) | – Venkel (Foeniculum vulgare) [Skaldin 2020],[eigen waarneming] |
Asteraceae (Composietenfamilie) | – Late guldenroede (Solidago gigantea) [eigen waarneming] |
Fabaceae (Vlinderbloem familie) | – Witte honingklaver (Melilotus albus) [eigen waarneming] |
Rhamnaceae (Wegedoornfamilie) | – Sporkehout (Frangula alnus) [Peeters et al. 2004] |
4. PROOI RELATIES
De soort jaagt op volwassen [Polidori 2011] kevers uit de familie Snuitkevers (Curculionidae) [Peeters et al. 2004] als voedsel voor de larven. De grootte van de prooidieren die worden gevangen is lineair afhankelijk van de grootte van het vrouwtje zelf, waardoor grotere vrouwtjes een ruime keuze aan prooidieren hebben [Polidori et al. 2005].
In de literatuur worden de volgende in Nederland [Soortenregister] voorkomende soorten genoemd:
Curculionidae (Snuitkevers) | Brachyderes [Ruchin & Antropov 2019] Bromius [Ruchin & Antropov 2019] Comobaris – Cosmobaris scolopacea [Polidori et al. 2007] Donus – Donus intermedius [Polidori et al. 2007] Curculio (Notenboorders) [Ruchin & Antropov 2019] Hylobius [Ruchin & Antropov 2019] Hypera [Polidori et al. 2007] – Hypera postica [Polidori et al. 2007] – Hypera rumicis [Polidori et al. 2007] – Hypera nigrirostris [Polidori et al. 2007] Larinus – Larinus turbinatus [Polidori et al. 2007] Lepyrus – Lepyrus capucinus [Polidori et al. 2007] Otiorhynchus (Lapsnuitkevers) [Ruchin & Antropov 2019] – Otiorhyncus armadillo [Polidori et al. 2007] – Otiorhyncus rugosostriatus [Polidori et al. 2007] – Otiorhyncus ovatus [Polidori et al. 2007] – Otiorhyncus sulcatus [Polidori et al. 2007],[eigen waarneming] Pissodes [Ruchin & Antropov 2019] Polydrusus [Polidori et al. 2007] – Zijdeglansbladsnuitkever (Polydrusus formosus) [Bohne 2014] Sitona [Ruchin & Antropov 2019] – Sitona hispidulus [Polidori et al. 2007] Strophosoma [Ruchin & Antropov 2019] Tanymecus [Ruchin & Antropov 2019] |
Prooisoorten buiten Nederland:
– | – |
5. PARASITAIRE RELATIES
In de literatuur worden de volgende in Nederland [Soortenregister] voorkomende soorten genoemd:
Diptera (Vliegen) | Anthomyiidae (Bloemvliegen) Leucophora [Peeters et al. 2004] – Leucophora cinerea [Ruchin & Antropov 2019] Sarcophagidae (Dambordvliegen) Metopia [Peeters et al. 2004] – Metopia argyrocephala [Povolny 1997] Miltogramma [Peeters et al. 2004] – Miltogramma punctatum [Ruchin & Antropov 2019] Pterella [Peeters et al. 2004] |
Hymenoptera (Wespen) | Chrysididae (Goudwespen) Chrysis (Tandgoudwespen) – Chrysis ignita [Ruchin & Antropov 2019] Hedychrum – Hedychrum niemelai [Ruchin & Antropov 2019] – Hedychrum nobile [Peeters et al. 2004],[Paukkunen et al. 2015] – Hedychrum rutilans [Peeters et al. 2004] Mutillidae (Mierwespen) Smicromyrme – Gewone mierwesp (Smicromyrme rufipes) [Ruchin & Antropov 2019] |
Formicidae (Mieren) | Myrmicinae (Knoopmieren) Tetramorium – Zwarte zaadmier (Tetramorium caespitum) [Ruchin & Antropov 2019] |
Parasitaire soorten buiten Nederland:
– | – |
6. HERKENNING
Lengte mannetjes: 9 – 15 mm
Lengte vrouwtjes: 10 – 16 mm
Genus
Het genus Cerceris is te herkennen aan:
1. Voorvleugel: met drie submarginaal cellen [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Voorvleugel: tweede submarginaal cel gesteeld, bereikt radiaal cel niet [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
3. Voorvleugel: radiaalcel met afgeronde top [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
4. Achterlijf: eerste achterlijfssegment van boven gezien sterk versmald ten opzicht van het tweede segment [Klein 1999], knoopvormig [Dollfuss 1991], de andere segmenten door insnoering van de elkaar gescheiden [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
1. Antenne: met twaalf segmenten [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Achterlijf: met zes segmenten [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
3. Sternum II zonder verheven deel aan basis [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
Ter vergelijking sternum II van C. rybyensis met een verhoging aan de basis van sterniet II.
4. Tergum II: achterrand geel [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
5. Thorax, ook tegula, met gele tekening [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
6. Achterlijf: bestippeling grof, tusssenruimten kleiner dan punctering [Klein 1999]
7. Propodeum: rugveld met schuine groeven [Dollfuss 1991]
8. Achtervleugel: lengte basaal lob (L) hoogstens 1/3 lengte anaalcel (A), hoogstens 2x langer dan breed [Dollfuss 1991]
9. Pygidium: groot en hoekig van vorm
10. Clypeus: middenlob breder dan lang, met dunne zwarte lamel, onderrand clypeus of licht ingesneden of recht
- Antenne: met 13 segmenten [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Achterlijf: met 7 segmenten [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
3. Tergum 2: met gele achterrand [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
4. Terga 2 en 3: gele banden bij vrijwel alle exemplaren van gelijke breedte [Dollfuss 1991]
5. Terga: punctering grof en dicht, tussenruimtes niet of nauwelijks groter dan punctering [Dollfuss 1991]
6. Tergum 4: afstand tussen punctering smaller dan punctering [Klein 1999]
7. Sternum 2: zonder verhoogd deel aan de basis [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
8. Sternum 7: met lange naar de middenliijn van lichaam gerichte haren
9. Clypeus: onderrand zwart [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
10. Clypeus: basis van opzij gezien meer gewelfd dan onderste deel, clypeus tand duidelijk vooruitspringend (T) [Klein 1999]
11. Borststuk: meestal met gele tekening op tegula, achterschildje en schouders [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
12. Middenpoot: onderzijde dij kort behaard [Dollfuss 1991]
13. Achterpoot: dij vrijwel kaal [Klein 1999]
14. Antenne: laatste segment duidelijk gebogen, met een paar lange haren aan de onderzijde
15. Achtervleugel: lengte basaal lob hoogstens 1/3 lengte anaalcel, hoogstens 2x langer dan breed [Dollfuss 1991]
Literatuur
Bohart & Menke 1976 Bohart, R.M. & Menke A.S., 1976. Sphecid wasps of the world: a generic revision. - University of California Press, 695 p.Bohne 2014 Bohne, G., 2014, iNaturalist: observation predator relation Cerceris arenaria ➧ Polydrusus formosus
Breugel 2014 Breugel, P. van., 2014. Gasten van bijenhotels. – EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & Naturalis Biodiversity Center, Leiden.
Dollfuss 1991 Dollfuss, H., 1991. Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord-und Zentraleuropas. Stapfia, 24, 1-247.
Klein 1999 Klein, W., 1996. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, 1-130. + Klein, W., 1999 De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1-37.
Paukkunen et al. 2015 Paukkunen, J., Berg, A., Soon, V., Ødegaard, F., & Rosa, P., 2015. An illustrated key to the cuckoo wasps (Hymenoptera, Chrysididae) of the Nordic and Baltic countries, with description of a new species. ZooKeys, (548), 1.
Peeters et al. 2004 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.
Polidori 2006 Polidori, C., 2006. Nest Abandonment in the Solitary Wasp Cerceris arenaria (Hymenoptera: Crabronidae): Escape, Leave Open or Destroy. Sociobiology, 47(2).
Polidori 2011 Polidori, C., 2011. The role of increased prey spectrum and reduced prey size in the evolution of sociality in Cerceris wasps. Predation in the hymenoptera: an evolutionary perspective, 199-216.
Polidori et al. 2005 Polidori, C., Boesi, R., Isola, F., & Andrietti, F., 2005. Provisioning patterns and choice of prey in the digger wasp Cerceris arenaria (Hymenoptera: Crabronidae): the role of prey size. European Journal of Entomology, 102(4), 801.
Polidori et al. 2006 Polidori, C., Casiraghi, M., Lorenzo, M. D., Valarani, B., & Andrietti, F., 2006. Philopatry, nest choice, and aggregation temporal–spatial change in the digger wasp Cerceris arenaria (Hymenoptera: Crabronidae). Journal of ethology, 24, 155-163.
Polidori et al. 2007 Polidori, C., Boesi, R., Pesarini, C., Papadia, C., Bevacqua, S., Federici, M., & Andrietti, F., 2007. Temporal Relationship between the Prey Spectrum and Population Structure of the Weevil-Hunting Wasp Cerceris arenaria(Hymenoptera: Crabronidae). Zoological Studies, 46(1), 83-91.
Povolny 1997 Povolny, D., 1997. The flesh-flies of Central Europe (Insecta, Diptera, Sarcophagidae). Spixiana Suppl., 24, 1-260.
Ruchin & Antropov 2019 Ruchin, A. & Antropov, A., 2019. Wasp fauna (Hymenoptera: Bethylidae, Chrysididae, Dryinidae, Tiphiidae, Mutillidae, Scoliidae, Pompilidae, Vespidae, Sphecidae, Crabronidae & Trigonalyidae) of Mordovia State Nature Reserve and its surroundings in Russia. Journal of Threatened Taxa. 11. 13195-13250. 10.11609/jott.4216.11.2.13195-13250.
Skaldin 2020 Skaldina, O., 2020. Insects associated with sweet fennel: beneficial visitors attracted by a generalist plant. Arthropod-plant interactions, 14(3), 399-407.
Soortenregister Nederlands Soortenregister
Waarneming.nl Waarneming.nl