
1. VERSPREIDING
M. leachella[1] komt voor aan de kust en in Limburg en is een zeldzame soort [2].
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De soort is actief van mei tot augustus [2,3].
2.2. ONTWIKKELING
Het vrouwtje nestelt in bestaande holten, als holle stengels of oude gangen in hout, of graaft zelf een nest in weinig begroeide zandgrond, bijvoorbeeld een verticale wand. Ze bekleed de wanden van het nest met uitgeknipt blad materiaal en vult de gang op met zand [4].
2.3. DRACHTPLANTEN
M. leachella is polylectisch en gebruikt de volgende drachtplanten [3,4]:
Vlinderbloemen familie (Leguminosae) | – Gewone rolklaver (Lotus corniculatus) – Kruipend stalkruid (Ononis repens) – Kattendoorn (Ononis spinosa) – Luzerne (Medicago sativa) |
Resedafamilie (Resedaceae) | – Wilde reseda (Reseda lutea) |
Behalve Kattendoorn komen al deze planten voor in de tuin.
3. PARASITAIRE RELATIES
Kegelbijen (COELIOXYS) zijn de voornaamste parasieten van M. leachella [3,4], het zijn cleptoparasieten.
De volgende in de literatuur genoemde parasieten komen voor in Nederland:
Bijen (COELIOXYS) | – C. afra [3,4] – C. elongata [3,4] – C. inermis [3,4] – C. mandibularis [3,4] – C. rufescens [4] |
Wespen (CHALICIDOIDEA) | – Monodontomerus obsoletus [4] – Melittobia acasta [4] |
In de tuin heb ik twee keer een kegelbij gezien maar onduidelijk welke soort. Eén van de observaties was een vrouwtje van of C. elongata of C. inermis.
4. HERKENNING
Het vrouwtjes en mannetjes van M. pilidens zijn moeilijk te onderscheiden van die van M. leachella. Voor een uitvoerige beschrijving van de onderlinge verschillen zie [5].
♀
1. Witte buikschuier [3]
2. Tergiet 6 met twee viltige witte haarvlekken [3]
3. Tergiet 3 grover gepuncteerd [4] – enige verschil tov M. pilidens [5]
4. Tussenruimte glanzend en vaak met puntgrote afmeting [3].
5. Clypeus heel licht uitgesneden [3]
♂
1. Voortarsen donkerbruin tot zwart [3]
2. Voortarsen hoogstens basaal een beetje geelwit; minder hartvormig [5]
– enige verschil met M. pilidens
3. Coxa voorpoot met duidelijke afstekende doorn [3]
4. Tergieten met witte haarbandjes [3]
5. Tergiet 6 geheel of gedeeltelijk wit behaard [3]
6. Dij voorpoot aan achterkant tot einde toe geel gekleurd
7. Sterniet 4 heeft aan einde haarvlek
Referenties
1 Nederlands Soortenregister