Officiële naam
Synoniemen
Nitela borealis [1]
geen
zie meer op: www.gbif.org
INHOUD
1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Parasitaire relaties
5. Herkenning
1. VERSPREIDING
Nitela borealis is een zeldzame [5] graafwesp (CRABRONIDAE) die door heel Nederland voorkomt [3].
Tuinsoort
In mijn tuin is het een vaste gast die elk jaar met verschillende exemplaren aanwezig is op vooral de bijenhotels en rondscharrelend op zonnige muren.
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De soort is actief van half mei tot begin oktober [3].
2.2. ONTWIKKELING
Nesten worden gemaakt oude kevergangen en in dood hout, stronken en palen [3,7].
Bijenhotel
De soort is actief op het bijenhotels waar ze in nestelen [4]. Ze hebben een voorkeur voor kleine gaten.
3. VOEDSELPLANTEN
Ik heb geen literatuur referenties kunnen vinden mbt plantbezoek.
4. PROOI RELATIES
Nimfen van stofluizen (Psocoptera) worden gebruikt als voedsel voor de larven [3,7].
5. HERKENNING
Lengte mannetje 3-4 mm [4]
Lengte vrouwtje 3-4,5 mm [4]
Genus
Het genus Nitela is te herkennen aan:
1. Kleine zwarte soorten [2,6,8]
2. Eén submarginaal cel in voorvleugel [2,6,8]
3. Achtervleugel zonder duidelijke aders [2,6,8]
4. Binnen oogranden niet uitgerand, naar boven convergerend [2,6,8]
5. Antennes zeer laag op de kop [2]
exemplaar voor foto identificatie gevangen op 31-v-2020
1. Vrouwtjes met 12 antenne segmenten en 6 achterlijf segmenten
exemplaar voor foto identificatie gevangen op 28-v-2020
1. Mannetjes met 13 antenne segmenten en 7 achterlijf segmenten
KOP
1. Vertex voor ocellen3, mesonotum en scutellum gepuncteerd [2,6]
2. Onderste ingedrukte deel voorhoofd met dicht witte beharing [8]
3. Clypeus met sterk ontwikkelde midden kiel die voorrand bijna bereikt [2]
4. Clypeus met 3 duidelijke tanden [2]
5. Wangen (gena) zeer fijn en dicht gestreept, tussen de strepen praktisch geen tussenruimte en punctering [8]
BORSTSTUK
1. Mesonotum gepuncteerd [2,6,8]
2. Propodeum rugveld glad met vertakte lengtekielen [2,6,8], bij sommige exemplaren deels net-achtig [2]
3. Propodeum rugveld en ruimte tussen de lengtekielen glanzend [2,6,8], min of meer oneven, zelden duidelijk grof getekend [2,8]
ACHTERLIJF
1. Tergieten dorsaal bij meeste exemplaren zonder punctering [2,6,8]
Literatuur
1 Nederlands Soortenregister2 Hermann Dollfuss, "Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord- und Zentraleuropas (Hymenoptera, Sphecidae) mit speziellen Angaben zur Grabwespenfauna Österreichs", Publikation der Botanischen Arbeitsgemeinschaft am O.Ö.Landesmuseum Linz, LINZ, 20. Dezember 1991
3 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.
4 Breugel, P. van 2014. Gasten van bijenhotels. – EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & Naturalis Biodiversity Center, Leiden.
5 Waarneming.nl
6 KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht, 1996, 1-130. + KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1999.
7 Blösch, M. (2000). Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208
8 JACOBS, H. J (2007): Die Grabwespen Deutschlands Ampulicidae. Sphecidae, Crabronidae–Bestimmungsschlüssel in Blank, SM & Taeger, A (Hrsg): Die Tierwelt Deutschlands und der angrenzenden Meeresteile nach ihren Merkmalen und nach ihrer Lebensweise, Hymenoptera III–Keltern, Goecke & Evers, 79: 1-207.