Officiële naam
Synoniemen
Ectemnius cavifrons [Soortenregister]
Clytochrysus cavifrons
Crabro chrysostomus
zie meer op: www.gbif.org
Etymologie:
cavifrons
Latijn: hol voorhoofd

INHOUD
1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning
1. VERSPREIDING
De blokhoofdwesp Ectemnius cavifrons is een niet algemene wesp die door heel Nederland voorkomt [2].
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De soort is actief van half april tot eind september [Peeters et al. 2004].
2.2. ONTWIKKELING
Breed vertakte nesten worden geknaagd in rottend en dood hout [Peeters et al. 2004],[Blösch 2000], maar ook oude gangen uit vorige seizoenen kunnen ook opnieuw gebruikt worden [Blösch 2000].
Een nestlocatie mag ook volledig in de schaduw liggen [Jacobi 2001].
Het nest begint met een rechte gang die na enkele centimeters vertakt in tot dertien zijgangen van 30-70 cm diepte, soms zelfs tot 120 cm [Blösch 2000]. Aan het einde van de zijgangen wordt een broedcel gemaakt van 8-10 (h) x 12-15 (l) cm [Blösch 2000].
Het kan voorkomen dat twee of meer vrouwtjes dezelfde ingang gebruiken, maar wel een eigen gangenstelsel knagen [Blösch 2000]. Tevens kunnen verschillende vrouwtjes bij elkaar nestelen in een nestaggregatie [Gabel et al. 2018].
De larven worden gevoed met vliegen, ongeveer 6-12 prooidieren per broedcel [Blösch 2000]. Nadat de broedcellen zijn gevuld worden de gangen gevuld met houtpulp [Blösch 2000].
Na ongeveer drie dagen komen de eitjes uit [Hamm & Richards 1926],[Lomholdt 1984]. en zal de larve zich in twee tot drie weken ontwikkelen [Lomholdt 1984]. Hierna wordt een cocon gesponnen waarin de larve overwintert [Lomholdt 1984]. De pop ontwikkeling neemt twee tot drie weken in beslag [Lomholdt 1984], daarna verschijnt het volwassen dier die dan twee tot drie maanden leeft [Lomholdt 1984].
Eén generatie per jaar, maar in lange zomers zijn twee generaties mogelijk [Blösch 2000].
2.3. BIJENHOTEL
Slaapplek
De mannetjes gebruiken bijenhotels als slaapplaats [Breugel 2014],[Jacobi 2001]. Heel soms doen verse vrouwtjes zonder nest dit ook [Breugel 2014],[Jacobi 2001].
Ik heb zelf diverse malen kunnen observeren hoe een mannetje dat een slaapplek zoekt, eerst enige tijd rond het bijenhotel zal hangen en diverse keren landen om een open nestgang te inspecteren. Hierbij zal hij naar het gat toe gekeerd met de antennen het nest besnuffelen en er half of helemaal, met de kop eerst naar binnen kruipen.
Het kan nog een behoorlijke tijd duren voordat hij besluit een goede slaapplek te hebben gevonden. In dat geval zal hij achteruit de nestgang uitkruipen, zich voor de ingang omdraaien en dan achteruit de nest gang weer inkruipen zodat zijn kop naar de uitgang is gericht.
Agressie
Uit eigen observatie blijkt dat de mannetjes rond de bijenhotels vrij agressief naar andere insecten die op het hotel rondhangen. Ze lijnen zich in de vlucht uit met het potentiële slachtoffer door er in een rechte lijn achter te vliegen, schieten dan snel naar voren en botsen o tegen het slachtoffer aan. Veelal doen ze dit om insecten die op een nestblok bij een nestgang zitten weg te jagen. Vooral Grote wolbijen (Anthidium manicatum) moeten het ontgelden al lijken die niet echt onder de indruk van de aanvallen.
Ik heb een aantal van deze agressieve mannetjes gevangen voor identificatie en dat waren allen E. cavifrons.
2.4. PARING
De mannetjes zoeken de vrouwtjes op. Dit kan actief of passief gebeuren. Passief zullen ze in de loop van de ochtend wachten op een zonnig blad waar ze een geurvlag op hebben uitgezet tot er een vrouwtje langskomt [Jacobi 2001]. De geurvlaggen worden slepend met het achterlijf afgezet op een blad [Jacobi 2001].
Op de warmere uren van de dag patrouilleren ze actief nabij nestlocaties op zoek naar vrouwtjes die bereid zijn om te paren [Jacobi 2001].
Om te paren zal het mannetje op de rug van het vrouwtje landen en grijpt haar boven de vleugelbasis met zijn middenpoten [Jacobi 2001]. De voorpoten liggen over de kop van het vrouwtje met de tarsen langs de binnenoogrand. Zolang het vrouwtje de vleugels dicht houdt zal het mannetje zijn lichaam recht houden en zijn achterpoten gebogen langs haar achterlijf, daarbij de haar vleugels niet aanrakend [Jacobi 2001].
De manier waarop hij haar vleugels basis omsluit maakt het mogelijk dat zij haar vleugels nog steeds kan gebruiken, en kunnen ze tijdens de paring gezamenlijk in tandem opvliegen [Jacobi 2001].
Wanneer het vrouwtje haar vleugels opent strekt hij zijn achterlijf daarmee zijn penis blootleggend en gelijktijdig trekt het vrouwtje haar achterlijf omhoog waardoor de geslachten met elkaar in aanraking komen [Jacobi 2001]. De paring kan van enige seconden tot minutenlang in beslag nemen [Jacobi 2001]. waarna het contact tussen de genitaliën wordt verbroken en zij haar vleugels weer sluit [Jacobi 2001].
Tijdens de paring houdt het mannetje zijn kaken open, de lange kaaktasters raken haar voorhoofd en de voorpoten staan nog steeds in contact met de binnenrand van de ogen [Jacobi 2001]. Daarnaast worden de antennen parallel gestrekt naar beneden gericht gehouden met die van het vrouwtje ertussen [Jacobi 2001]. De antennes van de Ectemnius mannetjes zijn vaak aan de onderzijde behoorlijk diep uitgesneden waardoor zijn en haar antennes in elkaar grijpen [Jacobi 2001]. Deze uitsparingen zijn soort specifiek [Klein 1999],[Blösch 2000],[Jacobi 2001], en hebben mogelijk een functie in de partner selectie door het vrouwtje [Jacobi 2001].
Na het verbreken van het geslachtscontact strijkt hij heen en weer met zijn achterlijf over haar achterlijf, daarbij energiek bewegend met hun antennes, waarna zij haar vleugels sluit [Jacobi 2001]. Zijn achterlijf is weer normaal en zo blijft hij nog enige tijd op haar zitten, en kunnen ze eventueel gezamenlijk opvliegen naar een andere plek [Jacobi 2001].
Crabronidae vrouwtjes paren waarschijnlijk maar één keer [Lomholdt 1984].
2.5. JACHT
Jachtgebied
Het vrouwtje heeft een jachtgebied waarbinnen ze haar prooien vangt. Verspreid door het gebied heeft ze een aantal uitkijkposten die ter hoogte van de bloemen of lager in de beplanting liggen en vanwaar ze de bezoekers in de bloemenlaag kan observeren [Jacobi 2001]. De uitkijkposten worden gedurende een periode afwisselend gebruikt [Jacobi 2001].
Zoals alle Ectemnius vrouwtjes kan ze ook een jachtvlucht gebruiken om actief een prooi te vangen waarbij ze langzaam door de kruidlaag vliegt en bij bloemen stil zweeft [Jacobi 2001],[Lomholdt 1984]. Als ze een prooi heeft gezien zal ze die langzaam zwevend benaderen om bij een positieve identificatie explosief te versnellen en het te grijpen met gespreide voorpoten en kaken [Lomholdt 1984]. Dit is aangeleerd gedrag dat ze met vallen en opstaan onder de knie zal krijgen [Lomholdt 1984].
Het jachtgebied kan gedeeld worden met andere vrouwtjes [Jacobi 2001]. Wanneer in een zeldzame situatie, twee vrouwtjes van dezelfde uitkijkpost gebruik willen maken zal de nieuweling tegen het aanwezige vrouwtje aanlopen waarna het tot een zwevend staarduel komt en waarbij de uiteindelijke verliezer vertrekt [Jacobi 2001].
Prooiherkenning
Waarschijnlijk ziet Ectemnius scherpt op een afstand van 15 – 20 cm [Lomholdt 1984].
Het vrouwtje zal reageren op een mogelijk prooi als deze zich in haar gezichtsveld bevindt, wat van centimeters tot ongeveer 2 meter reikt [Jacobi 2001]. Kleine insecten volgt ze door haar kop te bewegen, grotere insecten en bewegende insecten op bloemen zal ze benaderen [Jacobi 2001]. Op een afstand van ongeveer 4 centimeter zal ze vaststellen of het insect een prooi is en zich dan met een krachtige versnelling op de prooi storten en die vastgrijpen waarna ze gezamenlijk richting de grond vallen en ergens in de vegetatie landen, bijvoorbeeld op een blad [Jacobi 2001].
Het is niet duidelijk of ze haar reukzin gebruikt bij de prooi herkenning [Jacobi 2001].
Prooi behandeling en transport
Het vrouwtje houdt de gevangen prooi met haar achter- en middenpoten loodrecht onder haar lichaam waarbij de kop aan de ene kant en het achterlijf aan de andere kant uitsteekt, de sternieten van de wesp liggen over het borststuk van de vlieg [Jacobi 2001]. Terwijl ze zich met de voorpoten vasthoudt aan de ondergrond steekt ze dan de vlieg in de borst [Jacobi 2001].
Als de vlieg verlamd is draait ze het recht onder haar achterlijf waarbij het achterlijf van de vlieg enigszins onder haar achterlijf uitsteekt [Jacobi 2001]. Gedurende de vlucht worden de middenpoten gebruikt om de vlieg vast te klemmen en de achterpoten om de prooi te stabiliseren [Jacobi 2001]. De vrije voorpoten worden gebruikt bij de landing bij de nest ingang, waarna ze de prooi het nest in sleept [Jacobi 2001].
Jachtvluchten nemen rond 10-15 minuten in beslag en als de wesp terugkomt op het nest zal ze na 30s tot enkele minuten aan de volgende jachtvlucht beginnen [Pickard 1975],[Hamm & Richards 1926].
3. VOEDSELPLANTEN
De volwassen wespen voeden zich ook met nectar en/of pollen. In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd:
Apicaceae (Schermbloemenfamilie) [Peeters et al. 2004],[Klein 1999],[Blösch 2000] | Angelica [Woydak 1996] – Angelica sylvestris (Gewone engelwortel) [Waarneming.nl] Pastinaca [Woydak 1996] – Pastinaca sativa (Gewone pastinaak) [Waarneming.nl] Heracleum [Woydak 1996] – Heracleum sphondylium (Gewone berenklauw) [Waarneming.nl] |
Asteraceae (Composietenfamilie) [Peeters et al. 2004] | – |
4. PROOI RELATIES
De soort gebruikt vliegen als voedsel voor haar kroost [Peeters et al. 2004],[Klein 1999],[Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019].
In de literatuur worden de volgende in Nederland [Soortenregister] voorkomende soorten genoemd:
Diptera (Vliegen) | Calliphoridae (Bromvliegen) [Klein 1999],[Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019] Pollenia – Pollenia rudis [Bland 2003] Calliphora – Calliphora vicina (Roodwangbromvlieg) [Bland 20038],[Hamm & Richards 1926] Sarcophagidae (Dambordvliegen) [Ruchin & Antropov 2019] Stratiomyiidae (Wapenvliegen) [Ruchin & Antropov 2019] Sargus – Sargus bipunctatus (Herfstmetaalwapenvlieg) [Blösch 2000] Syrphidae (Zweefvliegen) [Peeters et al. 2004],[Klein 1999],[Blösch 2000] Episyrphus [Gabel et al. 2018] – Episyrphus balteatus (Snorzweefvlieg) [Ruchin & Antropov 2019],[Bland 2003],[Hamm & Richards 1926] Eupeodes – Eupeodes corollae (Terrasjes-kommazweefvlieg) [Bland 2003],[Hamm & Richards 1926] – Eupeodes latifasciatus (Gele kommazweefvlieg) [Bland 2003],[Hamm & Richards 1926] – Eupeodes luniger (Grote kommazweefvlieg) [Bland 2003] Helophilus – Helophilus pendulus (Gewone pendelvlieg) [Hamm & Richards 1926] Leucozona – Leucozona lucorum (Withaar-melkzweefvlieg) [Pickard 1975] Melanostoma [Gabel et al. 2018] – Melanostoma mellinum (Gewone driehoekszweefvlieg) [Pickard 1975],[Hamm & Richards 1926] – Melanostoma scalare (Slanke driehoekszweefvlieg) [Hamm & Richards 1926] Meliscaeva – Meliscaeva auricollis (Variabel elfje) [Hamm & Richards 1926] Platycheirus – Platycheirus albimanus (Micaplatvoetje) [Pickard 1975],[Hamm & Richards 1926] – Platycheirus pellatus (Scheefvlekplatvoetje) [Hamm & Richards 1926] – Platycheirus scutatus (Schaduwplatvoetje) [Pickard 1975],[Hamm & Richards 1926] Rhingia – Rhingia campestris (Gewone snuitvlieg) [Hamm & Richards 1926] Scaeva – Scaeve pyrastri (Witte halvemaanzweefvlieg) [Pickard 1975],[Hamm & Richards 1926] Syrphus [Gabel et al. 2018] – Syrphus ribesii (Bessenbandzweefvlieg) [Bland 2003],[Hamm & Richards 1926] – Syrphus torvus (Bosbandzweefvlieg) [Bland 2003] – Syrphus vitripennis (Kleine bandzweefvlieg) [Bland 2003],[Hamm & Richards 1926] Tabanidae (Dazen) [Klein 1999],[Ruchin & Antropov 2019] Chrysops – Chrysops caecutiens (Beekgoudoogdaas) [Hamm & Richards 1926] |
Auchenorrhyncha (Cicaden) | Cicadellidae Iassus – Iassus lanio [Ruchin & Antropov 2019],[Bland 2003] |
Prooisoorten buiten Nederland:
– | – |
5. PARASITAIRE RELATIES
In de literatuur worden de volgende in Nederland [Soortenregister] voorkomende soorten genoemd:
Diptera (Vliegen) | Anthomyiidae (Bloemvliegen) [Blösch 2000] Eustalomyia -Eustalomyia hilaris [Blösch 2000],[Hamm & Richards 1926],[Woydak 1996] Sarcophagidae (Dambordvliegen) Amobia – Amobia signata [Povolny 1997] Macronychia – Macronychia polyodon [Povolny 1997] – Macronychia striginervis [Povolny 1997] |
Hymenoptera (Wespen) | Chalcididae (Bronswespen) Pteromalus [Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019],[Hamm & Richards 1926] Chrysididae (Goudwespen) Chrysis – Chrysis fulgida [Ruchin & Antropov 2019] Ichneumonidae (Sluipwespen) Perithous – Perithous albicinctus [Blösch 2000],[Ruchin & Antropov 2019],[Hamm & Richards 1926] |
Een andere parasitaire categorie zijn de mijten, waar hier verder niet op in zal worden gegaan. De mannetjes hebben vaak één of meer clusters van deze geleedpotigen op het lichaam en soms zitten ze helemaal onder, zoals deze. De mijten zitten op het pantser en de vleugels, en vooral op het achterlijf.
Parasitaire soorten buiten Nederland:
– | – |
6. HERKENNING
Lengte mannetjes: 8 – 12 mm
Lengte vrouwtjes: 9,5 – 14,5 mm
Genus
Het genus Ectemnius is te herkennen aan:
1. Voorvleugel: met één submarginale cel [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Ocelli: vormen meestal gelijkzijdige stompe driehoek [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
Jacobs [Jacobs 2007] geeft aan: vaak een scherpe hoek
3. Kop: van voren breder dan hoog [Klein 1999],[Dollfuss 1991]
4. Kop: ogen sterk convergerend naar onder [Bitsch et al. 2020],[Jacobs 2007]

5. Kop: antenne mannetje met 12 segmenten [Bitsch et al. 2020],[Jacobs 2007]
6. Zijkant borststuk, metapleuron (M) en vaak zijkant propodeum (P), met sterke dwarsrimpels [Bitsch et al. 2020],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
7. Zijde borststuk (mesopleuron) heeft voor de midden coxa een korte, hoekige of gebogen dwarskiel [Bitsch et al. 2020],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]


8. Achterlijf: terga glad met fijne punctering, alleen op tergiet I vaak wat sterker [Bitsch et al. 2020],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]




1. Antenne: met 12 segmenten [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Achterlijf: met 6 segmenten [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
KOP
1. Ocelli: vormen gelijkzijdige driehoek [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999]

2. Ocelli: afstand tussen achterste ocellen ( loo ) < afstand tussen achterste ocel en oog rand ( loe ) [Bitsch 2021],[Jacobs 2007]
3. Kruin (vertex): bij ocellen duidelijk ingedrukt [Bitsch 2021],[Jacobs 2007]
4. Antenne: segment 3 meer dan 4x langer dan breed [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
5. Antenne: segment 3 is 2x langer dan segment 4 [Jacobs 2007]
6. Frons: top van gladde vlak boven antenne basis niet begrensd door dwarskiel [Klein 1999]
7. Clypeus: beharing goudkleurig [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
8. Clypeus: lob recht ( l1 ) [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
9. Clypeus: lob ( l1 ) breder dan afstand tot zijtand ( l2 ) [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]

10. Kaak: geel gevlekt [Dollfuss 1991]
11. Kaak: binnenrand zonder tand [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]
BORSTSTUK
1. Mesonotum: voor gepuncteerd, rest gepuncteerd en gerimpeld [Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]
2. Zijkant borststuk, mesopleuron, met gerimpelde structuur [Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]
3. Propodeum: zijden dicht en fijn gestreept, minder glanzend [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]
4. Propodeum: zijde en rugzijde niet gescheiden door kielen [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
5. Pronotum: hoeken afgerond [Bitsch 2021],[Jacobs 2007]
6. Thorax: met gele tekening [Jacobs 2007]
7. Onderzijde mesothorax vooraan zonder dwarskiel, alleen aan zijde ontwikkeld [Dollfuss 1991]
6. Mesonotum: en meestal tergiet 1 met lange afstaande beharing [Dollfuss 1991]
ACHTERLIJF
1. Gele banden achterlijf in midden onderbroken [Bitsch 2021],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Sterna: 5 en 6, of 6 zwart [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999], sterniet 6 soms met gele vlekken [Bitsch 2021],[Jacobs 2007]
3. Pygidium: zwart [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999]
4. Tegum 6: met kanaal-vormig, goot-vormig, pygidium [Dollfuss 1991]
Sternum 7 is in mindere mate ook opmerkelijk goot-achtig, maar dit is geen kenmerk voor de soort.




1. Antenne: met 12 segmenten [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Achterlijf: met 7 segmenten [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
KOP
1. Antenne: lid 3 meer dan 3x langer dan breed [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Antenne: segment 3 met diepe uitstulping [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999] en dorsaal licht gewelfd [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Dollfuss 1991]

3. Antenne: segment 3 met tand in midden [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
4. Antenne: de afstand van de midden tand tot tand aan einde is groter dan de afstand tussen die laatste en die van segment 4 [Bitsch 2021]
5. Antenne: eerste tand op segment 3 zonder haarborstel [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
6. Antenne: segmenten 4 en 5 sterk uitgesneden [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
7. Antenne: segment 6 zonder vervormingen [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
8. Antenne: onderzijde min of meer licht gekleurd, behalve uiteinde [Bitsch 2021]
9. Clypeus: met goudkleurige beharing [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
10. Kaak: binnenrand zonder tand [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
11. Kruin (vertex): voor ocellen duidelijk, over gehele breedte ingedrukt [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
12. Frons: gladde vlak boven antenne basis niet begrensd door dwarskiel (geen soort kenmerk)

BORSTSTUK
1. Mesonotum: gepuncteerd en daarnaast gerimpeld [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
2. Zijkant borststuk, mesopleuron, met gerimpelde structuur [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
3. Propodeum: zijden fijn gestreept [Bitsch 2021],[Jacobs 2007]
4. Propodeum: zijde en rugzijde niet gescheiden door kiel [Jacobs 2007],[Klein 1999],[Dollfuss 1991]
5. Onderzijde mesothorax vooraan zonder dwarskiel [Dollfuss 1991]
6. Poten: met geel gekleurd [Bitsch 2021],[Jacobs 2007], minst op dij voorpoot [Bitsch 2021]
7. Voorpoot: trochanter zonder tand of hoge kiel [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999]
8. Voorpoot: dij (femur) zonder tand [Dollfuss 1991]
9. Middenpoot: binnenzijde basitarsus verbreed voor top [Bitsch 2021],[Dollfuss 1991]
10. Voorpoot: tarslid 5 sterk verbreed en afgerond [Dollfuss 1991]

ACHTERLIJF
1. Tergum 7: zonder pygidium [Bitsch 2021],[Jacobs 2007],[Klein 1999]

2. Tergum 7: met korte haartjes, achterrand loopt geleidelijk over in de zijden [Dollfuss 1991]
Literatuur
Bitsch 2021 Bitsch, J., 2021. Hyménoptères sphéciformes d'Europe: Volume 2, Systématique (2e partie) : Crabroninae, Dinetinae, Eremiaspheciinae & Mellininae. France: Faune De France.Bitsch et al. 2020 Bitsch, J., Y. Barbier, S.F. Gayubo, H.-J. Jacobs, J. Leclercq, K. Schmidt., 2020. Hyménoptères sphéciformes d'Europe: Volume 1, Généralités, Heterogynaidae, Ampulicidae, Sphecidae, Crabronidae (1re partie). - France: Faune De France, 370p.
Bland 2003 Bland, K. P., 2003. An observation of the prey species of the solitary wasp, Ectemnius cavifrons (Hymenoptera: Sphecidae).
Blösch 2000 Blösch, M. (2000). Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208
Breugel 2014 Breugel, P. van., 2014. Gasten van bijenhotels. – EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & Naturalis Biodiversity Center, Leiden.
Dollfuss 1991 Dollfuss, H., 1991. Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord-und Zentraleuropas. Stapfia, 24, 1-247.
Gabel et al. 2018 Gabel, M., Wolters, V., & Jauker, F., 2018. Beobachtungen zum Verproviantierungsverhalten des Wald-Fliegenjägers Ectemnius cavifrons (Thomson, 1870) in einer Nestansammlung auf dem Hoherodskopf (Vogelsbergkreis)(Hymenoptera, Crabronidae). Hessische Faunistische Briefe, 37(1-2), 1-6.
Hamm & Richards 1926 Hamm, A. H., & Richards, O. W., 1926. The biology of the British Crabronidae. Transactions of the Royal Entomological Society of London, 74(2), 297-331.
Jacobi 2001 Jacobi, B., 2001. Beutefang und Paarungsverhalten bei Ectemnius (Clytochrysus) cavifrons (Thomson, 1870) (Hymenoptera, Sphecidae, Crabroninae). 81 - 88.
Jacobs 2007 Jacobs, H.J., 2007. Die Grabwespen Deutschlands Ampulicidae. Sphecidae, Crabronidae–Bestimmungsschlüssel in Blank, SM & Taeger, A (Hrsg): Die Tierwelt Deutschlands und der angrenzenden Meeresteile nach ihren Merkmalen und nach ihrer Lebensweise, Hymenoptera III–Keltern, Goecke & Evers, 79: 1-207.
Klein 1999 Klein, W., 1999 De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1-37. + Klein, W., 1996. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, 1-130.
Lomholdt 1984 Lomholdt, O., 1984. The Sphecidae (Hymenoptera) of Fennoscandia and Denmark. Fauna Entomologica Scandinavica, 4.1: 2.
Peeters et al. 2004 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.
Pickard 1975 Pickard, R. S., 1975. Relative abundance of syrphyd species in a nest of the wasp Ectemnius cavifrons compared with that in the surrounding habitat. Entomophaga, 20(2), 143-151.
Povolny 1997 Povolny, D., 1997. The flesh-flies of Central Europe (Insecta, Diptera, Sarcophagidae). Spixiana Suppl., 24, 1-260.
Ruchin & Antropov 2019 Ruchin, A. & Antropov, A., 2019. Wasp fauna (Hymenoptera: Bethylidae, Chrysididae, Dryinidae, Tiphiidae, Mutillidae, Scoliidae, Pompilidae, Vespidae, Sphecidae, Crabronidae & Trigonalyidae) of Mordovia State Nature Reserve and its surroundings in Russia. Journal of Threatened Taxa. 11. 13195-13250. 10.11609/jott.4216.11.2.13195-13250.
Soortenregister Nederlands Soortenregister
Waarneming.nl Waarneming.nl
Woydak 1996 Woydak, H., 1996. Hymenoptera Aculeata Westfalica Familia: Sphecidae (Grabwespen), 3-135.
Citatie
Krischan, O.R., 2025. Ectemnius cavifrons. Kerfdier, www.kerfdier.nl. Geraadpleegd op [datum maand jaar].