Officiële naam
Synoniemen
Ectemnius cephalotes
Crabro cephalotes
Metacrabro quadricinctus
zie meer op: www.gbif.org
Etymologie:
cephalotes
Latijn: met een kop
INHOUD
1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning
1. VERSPREIDING
De blokhoofdwesp Ectemnius cephalotes is een niet algemene wesp die die verspreid door Nederland voorkomt, met uitzondering van de noordelijke provincies [2,3,4].
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De soort is actief van eind mei tot half oktober [3].
2.2. ONTWIKKELING
Nest
Breed vertakte nesten worden geknaagd in verschillende vermolmde of verrotte [3,5] houtsoorten zoals oude eiken [3,4], berk [8] en populieren stammen [3,14], maar ook coniferen [4]. Soms ook in nieuwer hout [4,7,12,13].
Het nest begint met een rechte gang die na enkele centimeters vertakt in talrijke korte zijgangen [4,5,8]. Aan het einde van de zijgangen wordt een broedcel gemaakt die voor mannetjes kleiner is dan voor vrouwtjes [4,8].
Soms zullen grote groepen vrouwtjes bij elkaar nestelen in een nestaggregatie [3,4,5,8]. Ze gebruiken dan dezelfde ingang en de hoofdgang vanwaaruit ze dan elk een eigen kort gangenstelsel knagen [5,8].
De larven worden gevoed met vliegen [3,4,5,8]. Nadat de broedcellen zijn gevuld worden de gangen gevuld met houtpulp [5]. De eitjes worden op zijde van de laatst toegevoegde prooi gelegd [8].
Ontwikkeltijd
Na ongeveer drie dagen komen de eitjes uit [4,8]. en zal de larve zich in twee tot drie weken ontwikkelen [8]. Hierna wordt een cocon gesponnen waarin de larve overwintert [8]. De pop ontwikkeling neemt twee tot drie weken in beslag [8], daarna verschijnt het volwassen dier die dan twee tot drie maanden leeft [8].
Eén generatie per jaar, maar in lange zomers zijn twee generaties mogelijk [5].
2.3. BIJENHOTEL
De mannetjes gebruiken bijenhotels als slaapplaats [6]. Heel soms doen vrouwtjes dit ook [6].
Ik heb zelf diverse malen kunnen observeren hoe een mannetje dat een slaapplek zoekt, eerst enige tijd rond het bijenhotel zal hangen en diverse keren landen om een open nestgang te inspecteren. Hierbij zal hij naar het gat toe gekeerd met de antennen het nest besnuffelen en er half of helemaal, met de kop eerst naar binnen kruipen.
Het kan nog een behoorlijke tijd duren voordat hij besluit een goede slaapplek te hebben gevonden. In dat geval zal hij achteruit de nestgang uitkruipen, zich voor de ingang omdraaien en dan achteruit de nest gang weer inkruipen zodat zijn kop naar de uitgang is gericht.
2.4. PARING
Crabronidae vrouwtjes paren waarschijnlijk maar één keer [8].
2.5. JACHT
Ectemnius vrouwtjes kunnen een jachtvlucht gebruiken om aktief een prooi te vangen waarbij ze langzaam door de kruidlaag vliegt [8]. Als ze een prooi heeft gezien zal ze die langzaam zwevend benaderen om bij een positieve identificatie explosief te versnellen en de prooi te grijpen met gespreide voorpoten en mandibels [8]. Dit is aangeleerd gedrag en ze zal die vaak moeten oefenen om de techniek onder de knie te krijgen [8].
Waarschijnlijk ziet Ectemnius scherp op een afstand van 15 – 20 cm [8].
3. VOEDSELPLANTEN
De volwassen wespen voeden zich ook met nectar. In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd:
Asteraceae (Composietenfamilie) | – Carduus crispus (Kruldistel) [10] |
Apicaceae (Schermbloemenfamilie) [9,10,14] | – |
Tuinsoorten
In de tuin staan schermbloemigen maar ik heb de soort daarop nog niet foeragerend waargenomen.
4. PROOI RELATIES
De soort gebruikt vliegen als voedsel voor haar kroost [3,7,8,9,10].
In de literatuur worden de volgende in Nederland [1] voorkomende soorten genoemd:
Vliegen (Diptera) | Anthomyiidae (Bloemvliegen) Delia – Delia platura (Bonevlieg) [13] Asilidae (Roofvliegen) [3,7,8,9,10] Tolmerus – Tolmerus atricapillus (Gewone roofvlieg) [5] Calliphoridae (Bromvliegen) [3,7,8,9,10] Calliphora – Calliphora vicina (Roodwangbromvlieg) [5,13] – Calliphora vomitoria (Roodbaard-bromvlieg) [5] Lucilia – Lucilia ampullacea [5] – Lucilia illustris [5] Onesia – Onesia floralis [5] Pollenia – Pollenia rudis [5] Protocalliphora – Protocalliphora azurea [5] Fanniidae Fannia – Fannia fuscula [13] Muscidae (Echte vliegen) [3,7,8,9,10] Haematobia – Haematobia irritans [13] Helina – Helina impuncta [5] – Helina confinis [5] Hydrotaea – Hydrotaea irritans [5] Mesembrina – Mesembrina meridiana [5] Musca – Musca autumnalis (Herfstvlieg) [5] Muscina – Muscina prolapsa [5] – Muscina stabulans [5] Mydaea – Mydaea corni [13] – Mydaea othonevra [5] – Mydaea urbana [5] Neomyia – Neomiya cornicina [13] Phaonia – Phaonia angelicae [5] – Phaonia errans [5,13] – Phaonia rufiventris [5] – Phaonia subventa [5] – Phaonia trimaculata [5] – Phaonia tuguriorum [5] Polietes – Polietes lardarius [5,13] Rhagionidae (Snipvliegen) [3,7,8,9,10] Rhagio – Rhagio scolopaceus (Gewone snipvlieg) [5] Sarcophagidae (Dambordvliegen) [3,7,8,9,10] Sarcophaga – Sarcophaga carnaria (Grijze vleesvlieg) [5,13] Syrphidae (Zweefvliegen) [3,7,8,9,10] Episyrphus – Episyrphus balteatus (Snorzweefvlieg) Eupeodes – Eupeodes luniger (Grote kommazweefvlieg) [8,13] Scaeva – Scaeve pyrastri (Witte halvemaanzweefvlieg) [13] Syrphus – Syrphus ribesii (Bessenbandzweefvlieg) [5] – Syrphus vitripennis (Kleine bandzweefvlieg) [5] Tabanidae (Dazen) [3,7,8,9,10] Tabanus – Tabanus bromius (Kleine runderdaas) [5] |
Tuinsoorten
Kijk hier welke van deze prooi soorten zijn waargenomen in de tuin.
5. PARASITAIRE RELATIES
In de literatuur worden de volgende in Nederland voorkomende [1] nestparasieten van E. cephalotes genoemd:
Diptera (Vliegen) | Sarcophagidae (Dambordvliegen) Macronychia – Macronychia polyodon [15] |
Tuinsoorten
Geen van de genoemde parasieten zijn nog waargenomen in de tuin.
6. HERKENNING
Lengte mannetjes: 9 – 14 mm
Lengte vrouwtjes: 12 – 17 mm
Genus
Het genus Ectemnius is te herkennen aan:
1. Voorvleugel met één submarginale cel [9,10,11]
2. Ocellen vormen meestal gelijkzijdige stompe driehoek [9,10,11]
[JACOBS] geeft aan: vaak een scherpe hoek [10].
3. Tergieten achterlijf glad met fijne punctering, alleen op tergiet I vaak wat sterker [4,5,11]
4. Zijkant borststuk, metapleuron (M) en vaak zijkant propodeum (P), met sterke dwarsrimpels [3,4,5,11]
5. Kop van voren breder dan hoog [4,11]
6. Zijde borststuk (mesopleuron) heeft voor de midden coxa een korte, hoekige of gebogen dwarskiel [4,5,11].


exemplaar voor foto identificatie gevangen op 11-vii-2021, lengte ±16mm



1. Antenne met 12 segmenten [9,10,11]
2. Achterlijf met 6 segmenten [9,10,11]

KOP
1. Lengte antenne lid 3 meestal minder dan 3x breedte [9,11]
2. Antenale zone boven niet begrensd door rand [9]
3. Clypeus beharing zilverkleurig [9]
4. Clypeus met vlakke midden lob, voorrand uitgetrokken en breed afgeknot [9,10]
5. Wangen (genae), afstand oog-kaak, korter dan breedte antenne segment 2 [10,11]
BORSTSTUK
1. Bovenzijde borststuk (Mesonotum) voor met dwarse strepen, achter met lengte strepen [10,11]
2. Bovenzijde borststuk (mesonotum) en schildje (scutellum) met duidelijke min of meer regelmatige gestreepte structuur zonder punctering tussen de strepen [9]

3. Voorhoeken pronotum afgerond [9,10,11]
4. Bovenzijde borststuk (mesonotum) met lange haren [9]
5. Mesopleuron mat, gerimpeld [9]
6. Onderzijde zijde borststuk (mesopleuron) voor met dwarskiel, verbonden met de epicnemiaal naad [10,11]
mesosternum = onderzijde mesopleuron [10]

7. Dijen voorpoten onder breed geel gevlekt [10]
ACHTERLIJF
1. Tergiet 1 met lange haren [9,10]




1. Antenne met 12 segmenten [9,10,11]
2. Achterlijf met 7 segmenten [9,10,11]
KOP
1. Antenneleden niet vervormd [9,10,11]
2. Laatste antenne segment afgeknot [9,10,11]
3. Antenne segmenten niet afgevlakt [11]
BORSTSTUK
1. Mesonotum niet gepuncteerd, maar fijn bestreept [9]
2. Zijkant borststuk, mesopleuron, mat met gestreepte of gerimpelde structuur [9,11]
3. Trochanter voorpoot zonder tand of kiel [10,11]
4. Onderzijde dij (femur) voorpoot zonder tand [10,11]
5. Metatars middenpoot verbreed, kort [9,10,11], met roodbruine doornen bezet [10]
5. Onderzijde mesothorax vooraan met dwarskiel.
Het mannetje E. cephalotes is de enige Ectemnius waarvan [DOLLFUSS] [11] niets over de mesothorax dwarskiel vermeldt.
ACHTERLIJF
1. Tergiet 7 zonder pygidium [9]
2. Tergiet 7 met lengtegroef [9,11]
Referenties
1 Nederlands Soortenregister2 Waarneming.nl
3 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.
4 Blösch, M. (2000). Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208
5 Hamm, A. & Richards, O.. (2009). The biology of the British Crabronidae. Transactions of the Royal Entomological Society of London. 74. 297 - 331. 10.1111/j.1365-2311.1926.tb02241.x.
6 Breugel, P. van 2014. Gasten van bijenhotels. – EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden & Naturalis Biodiversity Center, Leiden.
7 Ruchin, Alexander & Antropov, Alexander. (2019). Wasp fauna (Hymenoptera: Bethylidae, Chrysididae, Dryinidae, Tiphiidae, Mutillidae, Scoliidae, Pompilidae, Vespidae, Sphecidae, Crabronidae & Trigonalyidae) of Mordovia State Nature Reserve and its surroundings in Russia. Journal of Threatened Taxa. 11. 13195-13250. 10.11609/jott.4216.11.2.13195-13250.
8 LOMHOLDT, O. 1975-1976; 1984 (2. Auflage). The Sphecidae (Hymenoptera) of Fennoscandia and Denmark. Fauna Entomologica Scandinavica, 4.1: 2.
9 KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht, 1996, 1-130. + KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1999.
10 JACOBS, H. J (2007): Die Grabwespen Deutschlands Ampulicidae. Sphecidae, Crabronidae–Bestimmungsschlüssel in Blank, SM & Taeger, A (Hrsg): Die Tierwelt Deutschlands und der angrenzenden Meeresteile nach ihren Merkmalen und nach ihrer Lebensweise, Hymenoptera III–Keltern, Goecke & Evers, 79: 1-207.
11 Hermann Dollfuss, "Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord- und Zentraleuropas (Hymenoptera, Sphecidae) mit speziellen Angaben zur Grabwespenfauna Österreichs", Publikation der Botanischen Arbeitsgemeinschaft am O.Ö.Landesmuseum Linz, LINZ, 20. Dezember 1991
12 BOHART, Richard M.; BOHART, Richard Mitchell; MENKE, Arnold S. Sphecid wasps of the world: a generic revision. Univ of California Press, 1976.
13 BOREHAM HJ Some details of the life and hàbits of the digger wasp Metacrabro quadricinctus Fab le Ectemnius 4 cinctus Suffolk Nat Soc Trans 11 1 46 50 1958 410 9 Su2
14 WOYDAK, Horst. Hymenoptera Aculeata Westfalica Familia: Sphecidae (Grabwespen), 1996, 3-135.
15 POVOLNY, D. The flesh-flies of Central Europe (Insecta, Diptera, Sarcophagidae). Spixiana supplement, 1997, 24: 1-260.