1. VERSPREIDING
L. fuliginosusis is een algemene mier die door heel Nederland voorkomt [3]. In de tuin is het een vaste gast die elk jaar in grote aantallen aanwezig is.
2. GEDRAG
2.1. VLIEGTIJD
De soort is het hele jaar aktief maar vooral tussen maart en oktober [3].
In de tuin zijn ze elk jaar in grote aantallen aanwezig op alle planten waar bladluizen op zitten.
2.2. ONTWIKKELING
Het nest is vaak in uitgeholde bomen, stronken of op donkere plekken in huis zoals kelders en kruipruimten [2]. In hout worden gangen en ruimtes geknaagd [2]. Op de bodem van de ruimtes maken de mieren met zaagsel en speeksel papiermache dat gebruikt wordt om papierconstructies te maken zoals wespen dat ook doen [2]. De gangen worden met een speciaal suikerhoudende vloeistof worden ingesmeerd waarop een schimmel groeit die de vloeistof uithardt waardoor een harde laag ontstaat [2].
3. IDENTIFICATIE
Het is grotere kleine mier 3 – 5 mm [2].
De kenmerken van de soort zijn [2]:
1. Antenne-inplant direct boven het kopschild
2. Voorhoofdsdriehoek alleen aan voorrand duidelijk begrensd door groeve
3. Schub relatief laag, reikt niet tot bovenachterrand van borststuk
4. Kop van opzij gezien boller
5. Kaaktasters reiken niet tot het oog
6. Kop achter de koprand met een duidelijke inbochting
7. Werkster antenne 12 ledig
8. Werkster glanzend zwart
Literatuur
1 Nederlands Soortenregister2 Boer, P. 2015. Mieren van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, 's Graveland.
3 Waarneming.nl