Officiële naam:
Synoniemen:
Gasteruption erythrostomum [Soortenregister]
Foenus erythrostomum (Dahlbom 1831)
zie meer op: www.gbif.org
INHOUD
1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Gastheer relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning
1. VERSPREIDING
Gasteruption erythrostomum [Soortenregister] komt verspreid over de onderste helft van Nederland voor en is een zeldzame soort [Waarneming.nl].
Het is een vaste bewoner in onze tuin, en is elk jaar aanwezig op het bijenhotel in wisselende aantallen. Normaal gesproken zijn er vrijwel altijd twee vrouwtjes gelijktijdig aanwezig, mannetjes zijn veel minder algemeen en normaal gesproken een enkel individu.
In 2020 heb ik vijf gelijktijdig actieve vrouwtjes geteld en twee mannetjes. Ik vermoed dat dit een direct gevolg is van het grote aantal Chelostoma rapunculi bijen die dat jaar ook actief waren in de tuin en vooral op de bijenhotels, zie ook deze post.
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De soort is actief van mei tot augustus [Waarneming.nl],[van Achterberg 2013].
Van Achterberg meldt dat de soort zelden actief is in mei [van Achterberg 2013], maar in de tuin is de soort actief vanaf eind mei.
2.2. ONTWIKKELING
Hongerwespen zijn parasieten en infiltreren nesten van bijen, waar de larve zich zal ontwikkelen [van Achterberg 2013].
De vrouwtjes zijn meestal te vinden op de bijenhotels of vliegend op door de zon verwarmde muren. De mannetjes vliegen in de buurt van de vrouwtjes of elders op zonnige of minder zonnige plekken. Ze zijn in staat de vrouwtjes te ruiken ook als ze ergens zijn geweest. Zo heb ik geobserveerd hoe het vrouwtje op de introductie foto van dit artikel een tijdje op die Verbana bonariensis tak zat te rusten en nadat ze al een tijdje weg was verscheen er een mannetje dat nadrukkelijk in die plek geïnteresseerd was. Hij landde niet maar bleef dicht boven de plek rond zweven.
Het vrouwtje heeft een legboor waarmee ze een ei in het nest deponeert.
Ze bezoeken ook bijenhotels. Om een geschikt nest te vinden zal het vrouwtje voor de nestgangen hangen en ruiken naar een geschikt bijennest onder constructie. Als ze die heeft gevonden landt ze ernaast en haalt de legboor uit de schede. Vervolgens steekt ze eerst de legboor de nestgang in gevolgd door de staart. In eigen observaties verdween ze vervolgens met de rest van het lichaam de nestgang in. Ik heb niet waargenomen dat ze alleen met de legboor een nest penetreert. Normaal gesproken schijnt ze het grootste deel van het lichaam buiten te houden [van Achterberg 2013].
Het vrouwtje in het onderstaande filmpje verbleef na binnengaan van het nest zo’n 10 seconden binnen voordat ze er weer uit kwam.
Direct na het verlaten van het bijennest zal ze verderop haar ovipositor schoonmaken en met de achterpoten terug stoppen in de schede.
Aan de pollen op het borststuk van dit vrouwtje is het duidelijk dat ze in een bijen nest is geweest.
3. PLANT RELATIES
3.1. VOEDSELPLANTEN
De volwassen Gasteruption wespen voeden zich ook met nectar en/of pollen. Hierbij is er een voorkeur voor planten uit de groepen [Jennings et al. 2004]:
Apicaceae (Schermbloemen familie) | Foeniculum – Foeniculum vulgare (Fennel) [eigen waarneming] |
Compositae (Composieten familie) | |
Crassulaceae (Vetplantenfamilie) | Sedum – Sedum album (Wit vetkruid) [eigen waarneming] |
Euphorbiaceae (Wolfsmelk familie) |
4. GASTHEER RELATIES
Gasteruptidae zijn parasitaire wespen op bijen [van Achterberg 2013],[Parslow et al. 2020]. Er zijn nog geen relaties bekend op wespen [Parslow et al. 2020].
De larven kunnen beginnen als ei rovers of als ectoparasitoïde op de larve, en gaan vervolgens als kleptoparasitoïde op de resterende voedselvoorraad verder. Als dat niet voldoende voedsel oplevert kan de larve de volgende nestcel parasiteren [van Achterberg 2013].
G. erythrostomum parasiteert op bijen uit de subfamilie Megachilinae [van Achterberg 2013],[Parslow et al. 20204], met een voorkeur voor Chelostoma.
In de literatuur worden de volgende in Nederland [Soortenregister] voorkomende soorten genoemd:
Colletidae (Bijen – Anthophila) | Chelostoma Voorkeur [van Achterberg 2013] – C. campanularum [Parslow et al. 2020] – C. rapunculi [Parslow et al. 2020],[eigen waarneming] Megachile [van Achterberg 2013] Osmia [van Achterberg 2013] Heriades [van Achterberg 2013] |
Megachilidae (Bijen – Anthophila) | Hylaeus – H. communis [Parslow et al. 2020] – H. hyalinatus [Parslow et al. 2020] – H. pectoralis [Parslow et al. 2020] – H. punctatus [Parslow et al. 2020] |
Prooisoorten buiten Nederland:
– | – |
Chelostoma rapunculi bijen nestelen volop in de aanwezige bijenhotels in de tuin. Ik heb zelf twee keer direct geobserveerd dat een vrouwtje G. erythrystomum een C. rapunculi nest heeft geïnfiltreerd met open legboor (zie ook hoofdstuk 3), wat een mogelijke indicatie is dat er een ei is gelegd [van Achterberg 2013].
5. PARASITAIRE RELATIES
In de literatuur worden de volgende in Nederland [Soortenregister] voorkomende soorten genoemd:
– | – |
Parasitaire soorten buiten Nederland:
– | – |
6. HERKENNING
Lengte mannetjes – mm
Lengte vrouwtjes: – mm
Genus
Gasteruptiidae zijn eenvoudig te herkennen aan de verlengde nek, de gezwollen achterschenen en hoog ingestoken slanke achterlijf [van Achterberg 2013].
Alleen Gasteruptiidae groep hebben de gezwollen schenen en de functie ervan de is nog onbekend. Uit onderzoek is gebleken dat de poot is gevuld met vet. Dit heeft wellicht een functie om nauwkeuriger te luisteren of detecteren van prooi, of zorgt voor balans tijdens het vliegen. Testen op het laatste aspect hebben uitgewezen dat het voor een wesp zonder de schenen moeilijker is om bochten te nemen [Mikó et al. 2019].
1. Antenne: met 14 segmenten [van Achterberg 2013]
2. Ovipositor: einde zwart met witte gedeelte dat korter is dan achter basitars [van Achterberg 2013]
3. Ovipositor: lengte 0,6-0,8x lengte achterlijf [van Achterberg 2013]
4. Hypopygidium: insnijding diep [van Achterberg 2013]
De hypopygidium bevindt zich aan de onderkant van het achterlijf in de buurt van de punt
5. Achterpoot: tibia met ivoorkleuring aan basis en relatief breed [van Achterberg 2013]
6. Antesternale carina: smal [van Achterberg 2013]
7. Occipitale carina: relatief breed [van Achterberg 2013]
8. Ogen: kaal [van Achterberg 2013]
9. Mandibel: meestal oranje of geelbruin [van Achterberg 2013]
1. Antenne: met 13 segmenten [van Achterberg 2013]
2. Achterpoot: basitars relatief lang [van Achterberg 2013]
3. Achterpoot: scheen en tars meestal min of meer zwart of donkerbruin [van Achterberg 2013]
4. Antesternale carina (S) niet lamelliform en smal, lijkt op prepectale carina (P)
5. Mesoscutum (M): gelijkmatig gesculpteerd [van Achterberg 2013]
6. Mesoscutum (M): structuur contrasteert met zijlob (S), zijlob rugoos [van Achterberg 2013]
7. Kop: relatief breed [van Achterberg 2013]
8. Occipitale carina: duidelijk ontwikkeld: breed en lamelliform [van Achterberg 2013]
9. Occipitale carina: donker gekleurd [van Achterberg 2013]
10. Occipitale carina: 0,3-0,5x breedte diameter achterste ocellus [van Achterberg 2013]
11. Occipitale carina: met bolling midden voor [van Achterberg 2013]
12. Kop: bol bovenop [van Achterberg 2013]
13. Wangen: relatief kort [van Achterberg 2013]
14. Mandibel: meestal oranje of geelbruin [van Achterberg 2013]
15. Antenne: segment 3 relatief kort [van Achterberg 2013]
Literatuur
Jennings et al. 2004 Jennings, J. T., Austin, A. D., & Dowton, M., 2004. Biology and host relationships of aulacid and gasteruptiid wasps (Hymenoptera: Evanioidea). Hymenoptera, Evolution, Biodiversity and Biological Control. CSIRO Publishing, Collingwood, 154-164.Mikó et al. 2019 Mikó, I., Rahman, S. R., Anzaldo, S. S., Van De Kamp, T., Parslow, B. A., Tatarnic, N. J., ... & Hines, H. M., 2019. Fat in the leg: function of the expanded hind leg in gasteruptiid wasps (Hymenoptera: Gasteruptiidae). Insect Systematics and Diversity, 3(1), 2.
Parslow et al. 2020 Parslow, B. A., Schwarz, M. P., & Stevens, M. I., 2020. Review of the biology and host associations of the wasp genus Gasteruption (Evanioidea: Gasteruptiidae). Zoological Journal of the Linnean Society, 189(4), 1105-1122.
Soortenregister Nederlands Soortenregister
van Achterberg 2013 van Achterberg, C., 2013. de nederlandse hongerwespen (hymenoptera: evanioidea: gasteruptiidae). Nederlandse Faunistische Mededelingen, 39, 55-87.
Waarneming.nl Waarneming.nl