Officiële naam:
Synoniemen:
Philanthus triangulum [1]
zie meer op: www.gbif.org

INHOUD
1. Verspreiding
2. Gedrag
3. Plant relaties
4. Prooi relaties
5. Parasitaire relaties
6. Herkenning
1. VERSPREIDING
Philanthus triangulum is een algemene soort in Nederland [2,3].
Tuinsoort
Sinds 2019 is de wesp elk jaar aanwezig. Tegen het invallen van de avond verschijnen er vaak mannetjes om een slaapplek te graven in het zand. Vrouwtjes worden aangetrokken door de Honingbijen die de tuin bezoeken. Een enkele keer maakte een vrouwtje aanstalten om een nest te bouwen, maar tot op heden heeft er nog geen een nest afgerond.
2. GEDRAG
2.1. ACTIVITEIT
De soort is actief van eind mei tot begin oktober [3].
2.2. ONTWIKKELING
Nest
Nesten worden in zandige grond gegraven [6], soms in aggregaties [6].
De wesp bouwt nesten in de grond die uit 3 tot 34 cellen kunnen bestaan [3]. Per cel worden 3 tot 6 prooidieren gebruikt [3].
2.3. BIJENHOTEL
De soort maakt geen gebruik van bijenhotels.
2.4. JACHT
Het vrouwtje jaagt actief op Honingbijen.
Haar jachtmethode volgt een aantal stappen:
- Eerst vliegt ze een aantal keer over de plant om de potentiële slachtoffers te bekijken
- Als ze een slachtoffer heeft gespot stort ze zicht uit vlucht op haar
- In de schermutseling die daarop volgt steekt ze het slachtoffer om haar te verlammen
- Daarna houdt ze met haar poten en kaken de honingbij in bedwang tot die niet meer tegenstribbelt.
Terwijl ik haar observeerde bleek stap 4 vaak de lastigste en viel haar prooi op de grond. Het leek erop dat het ongelukken waren en niet opzettelijk. Nadat de prooi op de grond was gevallen had ze er geen interesse meer in en ging op zoek naar de volgende. Na enige dagen lagen er verschillende dode bijen onder de plant.
Het gif van de soort heeft een permanent verlammend effect op de bijen [12].

3. PLANT RELATIES
3.1. VOEDSELPLANTEN
In de literatuur worden de volgende planten soorten en groepen genoemd:
Apiaceae (Schermbloemenfamilie) | Falcaria – Falcaria vulgaris (Sikkelkruid) [5] |
Asteraceae (Composietenfamilie) | Cirisium (Vederdistel) [5] Tanacetum – Tanacetum vulgare (Boerenwormkruid) [5] |
Ericaceae (Heidefamilie) | Calluna [5] |
Lamiaceae (Lipbloemenfamilie) | Thymus (Tijm) [5] |
Onagraceae (Teunisbloemfamilie) | Epilobium (Basterdwederik) [5] |
Rhamnaceae (Wegedoornfamilie) | Rhamnus (Vuilboom) [9] |
Rosaceae (Rozenfamilie) | Rubus (Braam) [5] |
Tuinsoorten
In de tuin heb ik de soort foeragerende gezien op de volgende planten:
Asteraceae (Composietenfamilie) | Solidago (Guldenroede) |
Lamiaceae (Lipbloemenfamilie) | Mentha – Mentha suaveolens (Witte munt) |
4. PROOI RELATIES
De larven worden gevoed met Honingbijen (Apis melifera).
Bij hoge uitzondering worden ook bijen gebruikt van de geslachten [3,7]:
- Andrena (Zandbijen),
- Dasypoda (Pluimvoetbijen),
- Halictus (Groefbijen),
- Lasioglossum (Groefbijen)
- Megachile (Behangersbijen).
5. PARASITAIRE RELATIES
In de literatuur worden de volgende in Nederland [3] voorkomende soorten genoemd:
Chrysididae (Goudwespen) | Chrysis (Tandgoudwespen) – Chrysis ignita [7] – Heydychrum gerstaeckeri [5,7] – Heydychrum rutilans [5,7] Pseudomalus – Pseudomalus auratus [7] |
Diptera (Vliegen) | Conopidae (Blaaskopvliegen) [5] Conops [3] Sarcophagidae (Dambordvliegen) [5] Metopia [3] – Metopia argyrocephala [5] – Metopia leucocephala [7] Physocephala – Physocephala chrysorrhoea [5,7] – Physocephala vittata [5,7] Senotainia Senotainia albifrons [7] Sphecapata [3] – Sphecapata conica [5,7] |
Parasitaire soorten buiten Nederland:
Coleoptera (Kevers) | Dermestidae (Spektorren) [7] Dermestes – Dermestes murinus [7] |
Mutilididae (Mierwespen) | Dasylabris |
Diptera (Vliegen) | Sarcophagidae (Dambordvliegen) Phylloteles – Phylloteles pictipennis [7] |
6. HERKENNING
Lengte mannetjes: 13 – 17 mm
Lengte vrouwtjes: 8 – 10 mm
Genus
Het genus Philanthus is te herkennen aan:
1. Voorvleugel: met drie submarginaal cellen [9,10,11]
2. Voorvleugel: submarginaalcel 3 niet gesteeld of driehoekig [9,10,11]
3. Voorvleugel: eerste teruglopende ader eindigt in submarginaalcel 2 [9,11], tweede teruglopende ader eindigt in submarginaalcel 3 [9,10,11]

4. Kop: binnenrand oog met inbochting [9,10,11]
5. Notauli: kort en onduidelijk [10,11]
6. Bovenzijde propodeum dicht gepunctueerd en behaard [10,11]
7. Achterlijf: tergiet 1 niet steelvormig [9,10,11]
8. Achterlijf: tergieten geel gevlekt [9,10,11]



1. Antenne met 12 segmenten [9,10,11]
2. Achterlijf met 6 segmenten [9,10,11]
3. Achterlijf zonder pygidium [11]
4. Clypeus: zonder lange haren [10,11]
5. Voorpoot: tarsen met borstelkam [9]
KOP
1. Clypeus: voorrand met twee tandjes [10,11]
2. Kop: rode kromme langwerpige vlek achter oog. De kleur is zeer variabel [5].
BORSTSTUK
–
ACHTERLIJF
–

exemplaar voor foto identificatie gevangen op 10-vi-2022




1. Antenne met 13 segmenten [9,10,11]
2. Achterlijf met 7 segmenten [9,10,11]
3. Clypeus: met lange haren [10]
KOP
1. Voorhoofd (frons): met opvallende driehoekige vlek in vorm van een kroon [9]
3. Kop: gele kromme langwerpige vlek achter oog. De kleur is zeer variabel [5]
BORSTSTUK
–
ACHTERLIJF
–
Referenties
1 Nederlands Soortenregister2 Waarneming.nl
3 Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwen-huijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, knnv Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden.
5 Blösch, M. (2000). Die Grabwespen Deutschlands – Lebens‐weise, Verhalten, Verbreitung. 71. Teil. In Dahl, F.: Die Tierwelt Deutschlands. Begr.: 1925. – Keltern (Goecke & Evers). – 480 S. 341 Farbfotos. ISBN 3‐931374‐26‐2 (hardcover). DM 98,–. Zool. Reihe, 78: 353-353. https://doi.org/10.1002/mmnz.20020780208
6 BOHART, Richard M.; BOHART, Richard Mitchell; MENKE, Arnold S. Sphecid wasps of the world: a generic revision. Univ of California Press, 1976.
7 Ruchin, Alexander & Antropov, Alexander. (2019). Wasp fauna (Hymenoptera: Bethylidae, Chrysididae, Dryinidae, Tiphiidae, Mutillidae, Scoliidae, Pompilidae, Vespidae, Sphecidae, Crabronidae & Trigonalyidae) of Mordovia State Nature Reserve and its surroundings in Russia. Journal of Threatened Taxa. 11. 13195-13250. 10.11609/jott.4216.11.2.13195-13250.
9 KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht, 1996, 1-130. + KLEIN, Wim. De graafwespen van de Benelux: supplement. Jeugdbondsuitgeverij, 1999.
10 JACOBS, H. J (2007): Die Grabwespen Deutschlands Ampulicidae. Sphecidae, Crabronidae–Bestimmungsschlüssel in Blank, SM & Taeger, A (Hrsg): Die Tierwelt Deutschlands und der angrenzenden Meeresteile nach ihren Merkmalen und nach ihrer Lebensweise, Hymenoptera III–Keltern, Goecke & Evers, 79: 1-207.
11 Hermann Dollfuss, "Bestimmungsschlüssel der Grabwespen Nord- und Zentraleuropas (Hymenoptera, Sphecidae) mit speziellen Angaben zur Grabwespenfauna Österreichs", Publikation der Botanischen Arbeitsgemeinschaft am O.Ö.Landesmuseum Linz, LINZ, 20. Dezember 1991
12 PIEK, Tom (ed.). Venoms of the Hymenoptera: biochemical, pharmacological and behavioural aspects. Elsevier, 2013.